2 - L3 Taalbeschouwing: woordleer

Wat weet je nog over woordsoorten?
We starten met een begintest: Wat heb je nog onthouden over taalbeschouwing uit de vorige jaren? 

SS > Vakken > Nederlands 4MW > oefeningen > Les 3

maak L3 woordsoorten begintest
1 / 62
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 62 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat weet je nog over woordsoorten?
We starten met een begintest: Wat heb je nog onthouden over taalbeschouwing uit de vorige jaren? 

SS > Vakken > Nederlands 4MW > oefeningen > Les 3

maak L3 woordsoorten begintest

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
  1. het zelfstandig naamwoord
  2. het werkwoord
  3. het bijvoeglijk naamwoord
  4. het bijwoord 
  5. het lidwoord (bepaald en onbepaald)
  6. het telwoord (hoofdtelwoord en rangtelwoord)
  7. het voorzetsel 
  8. het voegwoord
  9. het voornaamwoord (persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend, vragend, wederkerend, wederkerig, betrekkelijk, onbepaald)
pg.428

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel was je score?
20/30 of meer
20/30 of minder

Slide 3 - Poll

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Had je 20 of meer? 



Had je minder dan 15?

Tussen 15 en 20: maak zelf de keuze
Zet oefeningen klaar in de planner. Selecteer de oefeningen van de woordsoorten waar jij nog moet op oefenen. 
Je leerkracht frist de woordsoorten samen met jou op!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoorten behoren "eerste" en "hittegolf" ?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

eerste
A
hoofdtelwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
rangtelwoord

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

een telwoord
geeft een aantal of volgorde weer

twee, zeven, honderd  = hoofdtelwoord
tweede, tiende, laatste = rangtelwoord

ook: beide, sommige, enkele, minder ...


pg.428

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

hittegolf
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
telwoord

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

een zelfstandig naamwoord
benoemt personen, zaken, begrippen ..

  • Je kunt er een lidwoord voor zetten
  • Je kan er een meervoud van maken
  • Je kan er een verkleinwoord van maken

de stoel - de stoelen - stoeltje
pg.428

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "kapotte"?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

kapotte
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
telwoord

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

een bijvoeglijk naamwoord
Geeft meer informatie over en staat altijd bij een zelfstandig naamwoord. Het geeft een eigenschap of toestand weer. 
Je kan het vervoegen door +e toe te voegen

een lief meisje- de zachte stof - het mooie huis
De auto is kapot
Wil je een rode of een witte
pg.428

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "vandaag"?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

vandaag
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
telwoord

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

een bijwoord
geeft meer informatie over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin. 
Ik kom zeker.
Je beweegt houterig.
Het is een erg leuke les.
Je praat heel grappig
Wat een geweldig mooie tentoonstelling! 
pg.428

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "agressief"?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

agressief
A
voornaamwoord
B
bijwoord
C
voegwoord / signaalwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?

  • Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd bij een zelfstandig naamwoord (Dat is een rosse kat.)
  • Een bijwoord kan informatie geven over meer soorten woorden of over een hele zin. (Het is een hele mooie dag.)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

bijwoord
bijvoeglijk naamwoord
een hele vriendelijke jongen
een hele vriendelijke jongen
Ik vind het een mooie film.
Ze woont in het huis hiernaast.
Dat is vriendelijk van u
Ik drink enkel lactosevrije melk.
Ik ben heel gelukkig.
Ik luister het liefst naar hiphop.
Ik heb echt de liefste mama ter wereld.

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "in"?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

in
A
voornaamwoord
B
bijwoord
C
voegwoord / signaalwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

een voorzetsel
Woorden zoals aan, in, op, uit en voor.
  • Meestal het begin van een woordgroep: aan de muur, in de kast, op donderdag, uit gewoonte, voor jou, enz. 
  • Drukt de relatie uit tussen deze woordgroep en een ander deel van de zin. 
De jas hangt aan de kapstok. 
Ik kan niet tegen de geur van spruitjes. 
pg.428

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "omdat"?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

omdat
A
voornaamwoord
B
bijwoord
C
voegwoord / signaalwoord
D
voorzetsel

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

een voegwoord / signaalwoord
Verbindt zinnen of zinsdelen met elkaar 
  • In veel gevallen gaat het om een hoofdzin en een bijzin
Ze vertelde dat ze haar rijbewijs heeft gehaald.
Ze geeft een feestje als ze genoeg geld heeft.
  • Soms ook twee hoofdzinnen
Het is warm en de zon schijnt.

pg.428

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

een voegwoord

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "met"?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

met
A
voornaamwoord
B
bijwoord
C
voegwoord / signaalwoord
D
voorzetsel

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "jullie"?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

jullie
A
voornaamwoord
B
bijwoord
C
voegwoord
D
voorzetsel

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

een voornaamwoord
verwijst naar iemand
- er zijn acht soorten: 


pg.428

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
wie, wat
elkaar
die, dat, deze
iets, iemand
jouw, hun
het meisje dat
wij, hem
me, zich

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "loopt"?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

loopt
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

een zelfstandig werkwoord
Een werkwoord geeft een handeling of een toestand aan en drukt uit hoe het onderwerp van een zin eruit ziet. Er zijn drie soorten:
1. zelfstandig werkwoord: bevat betekenis op zichzelf en kan niet worden weggelaten:
Mijn leerlingen lezen regelmatig een boek. 




pg.429

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "kan"?

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

kan
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

een hulpwerkwoord
2. hulpwerkwoord: een hulpwerkwoord hoort bij een zelfstandig werkwoord. Het ondersteunt het werkwoord en zegt bijvoorbeeld iets over de tijd. 
De leerlingen hebben dit jaar een boek gelezen. 

  • Er kan meer dan één hulpwerkwoord in de zin staan:
Mijn leerlingen willen dit jaar blijven lezen. 



pg.429

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "is"?

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

is
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

een werkwoord
3. koppelwerkwoord: het werkwoord koppelt het onderwerp aan een toestand, functie, eigenschap ... Het werkwoord heeft op zich weinig betekenis. Veel voorkomende koppelwerkwoorden zijn zijn, worden, blijven, lijken, schijnen, zijn ...
Hij is een voetballer.
Jan lijkt een lezer. 
Het schijnt een mooie dag te worden. 




pg.429
ZWOBBELS

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "toont"?

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

toont
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "heeft"?

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

heeft
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

WOORDSOORTEN
Tot welke woordsoort behoort "de"?

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

"de" is een ...

Slide 47 - Mind map

This item has no instructions

een lidwoord
Het Nederlands heeft drie lidwoorden: de, het en een.
  • de en het zijn de bepaalde lidwoorden.
  • Een is het onbepaald lidwoord.


Zij werd het wachten beu.
Een vertraagde bus was wel het laatste waar ze op zat te wachten. 


pg.429

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Slide 49 - Video

This item has no instructions

zelfstandig naamwoord
Per 4: bedenk zoveel mogelijk voorbeelden
timer
1:00

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

bijvoeglijk naamwoord
Per 4: bedenk zoveel mogelijk voorbeelden
timer
1:00

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

voorzetsels
Per 4: bedenk zoveel mogelijk voorbeelden
timer
1:00

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

de of het?
- geen regels om te bepalen wat de- of het-woorden zijn
- minder de-woorden dan het-woorden
- nieuwe woorden krijgen de als lidwoord

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

We spelen een spel!
Lees de instructies bij het bordspel.

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

We spelen een spel!
Lees de instructies bij het bordspel.

Slide 55 - Slide

https://create.kahoot.it/details/9342c8b7-f70b-46e7-b956-80407774846a

https://create.kahoot.it/details/4f031b0a-9131-4611-9024-a3ee44113bad
Oefening 1 & 2
  • het zelfstandig naamwoord
  • het werkwoord (zelfstandig, hulp- of koppel-)
  • het bijvoeglijk naamwoord
  • het bijwoord
  • het (persoonlijk of bezittelijk) voornaamwoord
  • het lidwoord
  • het telwoord
  • het voorzetsel 
timer
10:00
pg.32-33
pg.429

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Verbeter je oefening met de correctiesleutel



Heb je nog moeite met bepaalde woordsoorten? Zet de oefeningen klaar in de planner. Deze kan je maken om je voor te bereiden voor de test.
Smartschool - documenten - les 3 - Correctiesleutel pg.32-33
Smartschool - oefeningen - les 3 - Planner woordsoorten

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk + test
Je krijgt een blaadje mee als huiswerk. Dit maak je tegen de volgende les. 
De les daarop heb je test van woordsoorten. 

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Zoek naar...
Je krijgt een blad met allerlei woordsoorten. 
  • In de klas liggen verschillende zinnen
  • Ga op zoek naar woorden uit de zinnen die bij jouw woordsoort horen. 
  • Ga na of je alle woordsoorten nog kent:
  • raadpleeg het kennisoverzicht:
timer
5:00
pg.428

Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Controle
In groepjes van vier:
  • Kloppen de voorbeelden die jouw klasgenoten hebben opgeschreven?
  • Vraag om hulp bij onduidelijkheid 
timer
3:00
pg.428

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

Slide 61 - Slide

This item has no instructions

Geslacht of genus





liever genderneutraal?  die/hen/hun. 

Slide 62 - Slide

This item has no instructions