Les 8 - Grammatica H3

Regels en verwachtingen
- Bij binnenkomst, telefoon in de telefoontas.
- Jas uit, tas van tafel en je gaat rustig zitten.
- Huiswerk niet gemaakt of je spullen niet bij je? Dan meld je dat bij mij              
   voordat de les begint.
- Je gedraagt je in de les, je hebt een actieve werkhouding en je verstoort de  
   les niet.
- Toiletbezoek is niet toegestaan tijdens de les.
- Na 1x waarschuwen volgt er strafwerk.
- Is strafwerk niet afdoende, dan ben je niet meer welkom in de les.
1 / 32
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Regels en verwachtingen
- Bij binnenkomst, telefoon in de telefoontas.
- Jas uit, tas van tafel en je gaat rustig zitten.
- Huiswerk niet gemaakt of je spullen niet bij je? Dan meld je dat bij mij              
   voordat de les begint.
- Je gedraagt je in de les, je hebt een actieve werkhouding en je verstoort de  
   les niet.
- Toiletbezoek is niet toegestaan tijdens de les.
- Na 1x waarschuwen volgt er strafwerk.
- Is strafwerk niet afdoende, dan ben je niet meer welkom in de les.

Slide 1 - Slide

Grammatica H3 (Blz. 92-95)
Je leert
Over het wg en het ng
Over zelfstandig ww, koppel- en hulpww

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Hoe vind je de persoonsvorm (pv) in een zin?
En het onderwerp (ow)?
En wat is ook al weer het werkwoordelijk gezegde (wg)?

Slide 3 - Slide

Wat is het eerste wat je zoekt als je een zin gaat ontleden?

Slide 4 - Open question

En hoe vind je de persoonsvorm
in een zin?

Slide 5 - Open question

Uit welke werkwoorden bestaat het gezegde van de zin?
A
de persoonsvorm
B
infinitief en voltooid deelwoord
C
alle werkwoorden bij elkaar
D
werkwoorden? wat zijn dat?

Slide 6 - Quiz

Op welke manier vind je het onderwerp van de zin?

Slide 7 - Open question

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het onderwerp?
A
De clubleiding
B
de vernielzuchtige supporters
C
hun lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 8 - Quiz

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het wwg?

Slide 9 - Mind map

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het onderwerp?
A
Volgende week donderdag
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
om zes uur

Slide 10 - Quiz

Wat weet je van het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde?

Slide 11 - Slide

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het wwg?

Slide 12 - Mind map

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is 'alle shirts van ons elftal'?
A
wwg
B
ond
C
lv
D
az

Slide 13 - Quiz

Mijn zus is vervelend.
Deze zin heeft een ...
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Het gebouw wordt afgebroken.
Deze zin heeft een...
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde in deze zin?
De vervelende afwas bleef lang staan.
A
bleef
B
afwas bleef
C
afwas blijft vervelend
D
er is geen naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz


werkwoordelijk gezegde



Alle werkwoorden in een zin die samen iets over het onderwerp zeggen, noem je het werkwoordelijk gezegde (wg).



Slide 17 - Slide


werkwoordelijk gezegde



Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord 

(de persoonsvorm), soms zijn het er meer. Bijvoorbeeld:


- Leonie kijkt naar buiten.

- Leonie heeft naar buiten gekeken

- Leonie wil graag naar buiten kijken.


Slide 18 - Slide


werkwoordelijk gezegde



De persoonsvorm is altijd onderdeel van het 
werkwoordelijk gezegde.

werkwoordelijk gezegde =
persoonsvorm + alle andere werkwoorden

Slide 19 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft één gezegde. Dit is óf een werkwoordelijk, óf een naamwoordelijk gezegde. 

Heeft een zin een naamwoordelijk gezegde, dan heeft deze zin géén werkwoordelijk gezegde en ook geen lijdend voorwerp.

Heeft de zin géén ng? Dan heeft de zin een wg!

Slide 20 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Het ng bestaat uit:
  • Koppelwerkwoord + eventuele andere werkwoorden + dat wat over het onderwerp gezegd wordt.

Koppelwerkwoorden
  • Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 21 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Het ng bestaat dus uit:
  • Koppelwerkwoord en eventuele andere ww's  
       (= werkwoordelijk deel)
  • Dat wat over het onderwerp gezegd wordt (een bijv. naamwoord of een zelfst. naamwoord)
       (= naamwoordelijk deel)

Slide 22 - Slide

Maak opdracht 3 en 4 (Blz. 93)
(10 minuten)

Slide 23 - Slide

Bespreken opdracht 3 en 4 


(5 minuten)

Slide 24 - Slide

Woordsoorten

Slide 25 - Slide

Maak aantekeningen bij het volgende filmpje

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Wissel je aantekeningen uit met degene naast je

Waarin komen jullie aantekeningen overeen?
Waarin verschillen jullie aantekeningen van elkaar?
Vul je aantekeningen aan waar nodig
(5 minuten)

Slide 28 - Slide

3 soorten werkwoorden
  • zelfstandig werkwoord
  • hulpwerkwoord 
  • koppelwerkwoord

Slide 29 - Slide


Zelfstandig werkwoord


Hulpwerkwoord


Koppelwerkwoord



Actie


Helpt


Koppelt
 eigenschap 

     WG

      NG

Slide 30 - Slide

Maak de startopdracht, opdracht 1 en 2 (Blz. 94)

(15 minuten)

Slide 31 - Slide

Huiswerk voor volgende les:
Grammatica H3 - woordsoorten
opdracht 3 en 4 (Blz. 95)

Slide 32 - Slide