Signaalwoorden en tekstverbanden

Verbanden en signaalwoorden
Doelen van de les:
- je kunt signaalwoorden herkennen
- je kunt zins- en alineaverbanden herkennen
(door de signaalwoorden op te sporen)


1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Verbanden en signaalwoorden
Doelen van de les:
- je kunt signaalwoorden herkennen
- je kunt zins- en alineaverbanden herkennen
(door de signaalwoorden op te sporen)


Slide 1 - Slide



1. Opsomming -->
2. Tegenstelling -->
3. Volgorde van tijd -->
4. Oorzaak-gevolg -->
5. Toelichting/voorbeeld -->
6. Voorwaarde --> 


7. Middel-doel -->
8. Vergelijking -->
9. Reden/verklaring -->
10. Samenvatting -->
11. Conclusie -->


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goede tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl

Slide 19 - Drag question

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting

Slide 20 - Quiz

Voordat Peter naar school gaat, ontbijt hij met zijn moeder. Daarna vertrekt hij naar zijn vriend.
A
opsommend tekstverband
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend tekstverband
D
doel/middel verband

Slide 21 - Quiz

Net als in veel landen is het in Nederland verboden mensen te discrimineren op grond van ras.
A
vergelijkend
B
oorzaak/gevolg
C
toelichtend
D
voorwaardelijk

Slide 22 - Quiz

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
reden

Slide 23 - Quiz

Vanwege het lawinegevaar konden we niet gaan langlaufen.
A
oorzaak/gevolg
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Welk verband?
Het nieuws over de boerderijbrand ging als een lopend vuurtje door Apeldoorn.

Slide 28 - Open question

Welk verband?
Met behulp van dit onderzoek wil ik bewijzen dat dit plan niet moet worden uitgevoerd.

Slide 29 - Open question

Welk verband?
Als Pieter in de achtbaan gaat, dan wil Jill wel mee.

Slide 30 - Open question

Welk verband?
Jill is te vaak in de achtbaan geweest, waardoor ze misselijk is geworden.

Slide 31 - Open question

Welk verband?
Omdat Jill misselijk wordt, gaat ze niet in de achtbaan.

Slide 32 - Open question

Welk verband?
Jill vindt achtbanen en zevenbanen geweldig, omdat je dan lijkt te vliegen.

Slide 33 - Open question

Welk verband?
Om niet uit de achtbaan te vallen,
zit Jill vast met een beugel.

Slide 34 - Open question