Het werkwoord
worden of
zijn is de
persoonsvorm.
Worden of zijn staat dus op de plaats van de persoonsvorm in de zin.
De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp.
Het voltooid deelwoord staat aan het eind van de zin.
Als in een zin staat wie iets heeft gedaan (door ...), dan staat dit bij het voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld:
In deze straat werd veel te hard gereden.