5. De koetsier poetst de postkoets met de postkoetspoets.
6. Ping en Pong speelden pingpong: Ping pingpongde de pingpongbal naar Pong en Pong pingpongde de pingpongbal naar Ping.
7. De knappe kapper kapt knap, maar de knecht van de knappe kapper kapt knapper dan de knappe kapper kapt.