H3 Leesvaardigheid les 2 Verbanden en signaalwoorden en Taalweetjes rijm

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leesvaardigheid
Verbanden en signaalwoorden H3
les 2

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Taalweetjes H3: Rijm 
  • Aan het eind van de les heb je geleerd dat rijm op valt én goed blijft hangen en dat daarom reclamemakers hier gebruik van maken. 
  • Aan het eind van de les heb je geleerd dat je kan rijmen op een beat. 
  • Aan het eind van de les heb je geleerd wat beginrijm is.

Leesvaardigheid H3: Verbanden en signaalwoorden 
  • Aan het eind van de les heb je geleerd dat je d.m.v. signaalwoorden de verbanden tussen zinnen en alina's kan benoemen. 

Slide 4 - Slide

Taalweetjes
Rijm

Slide 5 - Slide

Taalweetjes
Rijm
Ha, dat rijmt!
  

Rijm valt op én blijft goed hangen. Precies daarom gebruiken reclamemakers graag rijm. Er bestaan verschillende soorten rijm. De bekendste soort is eindrijm: de klank van de laatste woorden van de zinnen is dan gelijk, zoals in deze slogan van Iglo: niet mokken, lekker wokken.

Slide 6 - Slide

Opdracht 
Rijm
Stel, jij bent reclamemaker. 
Bedenk een rijmende slogan voor deze bedrijven:

  •  Schoonmaakbedrijf Boon 
  • Bakker Van der Kruin 
  • Kapper ...

Slide 7 - Slide

Opdracht 
Rijm
Antwoord: 

- Schoonmaakbedrijf Boon: Gewoon schoon bij Boon!
- Bakker Van der Kruin: Van der Kruin bakt ze bruin.
- Kapper Gorter: Gorter knipt korter.

Slide 8 - Slide

Taalweetjes
Rap met rijm
Rappers zijn dagelijks bezig met rijmen op een beat. 

Als professionele rapper moet je ook kunnen freestylen en dus heel snel rijmwoorden kunnen verzinnen.

Slide 9 - Slide

Opdracht
Rap met rijm
Bekijk het filmpje om te zien hoe Kraantje Pappie 
dat doet. Freestyle daarna zelf: bedenk zo 
snel mogelijk een woord dat rijmt op smaak. 
Probeer het ook met ruiken, zien en horen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Antwoorden
Rap met rijm
  • Smaak: kaak, haak, taak, kraak, braak, maak, vaak, zaak, knaak, staak, blaak.
  • Ruiken: kuiken, duiken, fuiken, luiken.
  • Zien: tien, afzien, misschien, dien, bovendien.
  • Horen: boren, koren, storen, voren, stukadoren, kantoren.

Slide 12 - Slide

Taalweetjes
Heb je de smaak te pakken?
Bij beginrijm zijn de eerste klanken van de woorden gelijk, zoals bij knappe kapper of slome slakken. Zinnen met beginrijm zijn soms echte tongbrekers. Probeer deze maar eens uit te spreken: 

‘Een pet met een platte klep is een platte-kleppet.’ 
‘Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.’ 

Slide 13 - Slide

Taalweetjes
Heb je de smaak te pakken?
Doe de tongbrekertest.


Slide 14 - Slide

Wie kan de meeste tongbrekers foutloos opzeggen?
1. De slome slak eet slappe sla.
2. De kat krabt de krullen van de trap.
3. Zij sneed zeven scheve sneden brood.
4. Drie dikke drilboren drillen door drie dikke deuren.
5. De koetsier poetst de postkoets met de postkoetspoets.
6. Ping en Pong speelden pingpong: Ping pingpongde de pingpongbal naar Pong en Pong pingpongde de pingpongbal naar Ping.
7. De knappe kapper kapt knap, maar de knecht van de knappe kapper kapt knapper dan de knappe kapper kapt.
8. De postkoetskoetsier poetst de postkoets met postkoetspoets op een postkoetspoetsdoek.

Slide 15 - Slide

Leesvaardigheid
Verbanden en signaalwoorden H3
Les 2

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Verbanden en signaalwoorden
  • In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. 
  • Ze houden verband met elkaar. 
  • Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt.
  • Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen. 
  • Er zijn verschillende soorten verbanden.

Slide 18 - Slide

Opsomming
Een opsomming herken je aan signaalwoorden zoals: 

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, en. 

Slide 19 - Slide

Opsomming
Je kunt een opsomming ook herkennen aan opsommingstekens:
  • zoals een dubbele punt (:), 
  • liggende streepjes (-), 
  • getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)

Bijvoorbeeld:
Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.

Slide 20 - Slide

Tegenstelling
Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant, daarentegen. 

Bijvoorbeeld:
Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar niet elke klus is aantrekkelijk of levert genoeg geld op.

Slide 21 - Slide

Voorbeeld of toelichting
Een voorbeeld (toelichting) herken je aan signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie. 

Een voorbeeld of toelichting volgt vaak na een algemene uitspraak. 

Bijvoorbeeld:
Je kunt afspraken voor een reis laten vastleggen in een reisovereenkomst. Denk aan het aantal excursies dat je per week wilt doen.

Slide 22 - Slide

Huiswerk
Opdracht 2 en 3
blz. 70/ 71

Slide 23 - Slide

Opdracht 2
antwoorden
1 fotoshoppen
2 de resultaten van een onderzoek onder tieners door de  
    stichting Mijn Kind Online
3 de resultaten van het onderzoek
4 beroemd worden
5 voorbeelden van manieren van foto bewerken

Slide 24 - Slide

Opdracht 2
antwoorden
6 Tieners doorzien heel goed dat veel foto’s bewerkt worden.
7 De top drie is foto’s zwart-wit en lichter of donkerder maken, 
    bijsnijden (croppen) en tekst eroverheen zetten.
8 een tegenstelling
9 Toch

Slide 25 - Slide

Opdracht 2
antwoorden
10 ‘Het’ verwijst naar foto’s bewerken.
11 Slechts vijf procent van de tieners is ontevreden over hoe ze 
    eruitzien!

Slide 26 - Slide

Opdracht 3
antwoorden
1 De grens is: te veel bewerken, zoals echt dingen veranderen: 
   iemand dunner maken of de ogen en mond groter maken.
2 Nee, want uit de tekst blijkt dat kinderen dat best
    doorhebben.     (zie al. 5)
3 Tieners snappen heel goed dat er grenzen zijn aan mooi en
    beroemd willen zijn en dat beroemdheden door fotoshoppen
    vaak mooier worden gemaakt dan ze in werkelijkheid zijn.

Slide 27 - Slide

Huiswerk
Verbanden en signaalwoorden H3
Maak opdracht 4 en 5 (blz. 72/ 73/ 74)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide