Zeelt
Flügel, Prof. Dr. Hans-Jürgen et al, The Reader's Digest (1986)
58-59blz120 (tekst+kleurenafbeelding)
Zeelt:
Tinca tincaHet uiterlijk van de zeelt is onmiskenbaar -de brede staartwortel, de afgeronde vinnen, de koperglans van de donkergroene tot bruine rug en de lichtere zijden, korte baarddraden en slijmige huid met vele kleine schubben. Zijn verspreidingsgebeid strekt zich over vrijwel geheel Europa uit en verder oostwaarts over Aziatisch Rusland. het is een vis van langzaam stromende wateren en dicht begroeide plassen, vaarten en sloten.
De mannetjes zijn na 3 jaar geslachtsrijp, de wijfjes na 4 jaar.Het paaien vindt bij een watertemperatuur van minstens18C plaats. Het wijfje legt in een seizoen gemiddeld zo'n half miljoen eitjes, waarvan er talooze te gronde gaan. Bovendien is de sterfte onder jonge Zeelten in het eerste jaar zeer groot. Afhankelijk van de temperatuur komen de eieren na 3-6 dagen uit. Na 10 dagen is de dooierzak opgeteerd en gaan de jongen actief zwemmend op zoek naar plankton. Ze groeien langzaam. Als ze wat groter zijn, eten ze ook allerlei insektenlarven, erwtenmosseltjes, enz. Vroeger dichtte men hem allerlei geneeskrachtige eigenschappen toe. ('vandaar Doktervis",red,)
Het lichaam is zwaar en hoog, met een brede staartwortel en grote afgeronde vinnen. De staart is nauwelijks gevorkt. Van boven bronsgroen tot -bruin, aan de buikzijde een gele zweem; rode ogen. De schubben zin klein en steken diep in de dikke, glanzende, slijmige huid. Exemplaren boven de 50cm komen zeer zelden voor. De krote baarddraad in elke mondhoek dient voor het vinden van prooi.