Periode 2 Gespreksvaardigheid

11 november
1e les periode 2
Gespreksvaardigheid (Gesprekken)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

11 november
1e les periode 2
Gespreksvaardigheid (Gesprekken)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
- Terugblik domeintoets vorige week
- Bespreken planning periode 2
- Behandelen Gesprekken 1.1 Voorbereiding + 1.2 Sociaal-communicatieve vaardigheden
- Aan de slag met de opdrachten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De domeintoets Lezen vorige week
- Twee voldoendes: 6,4 en 5,7 (3F)
- 11 onvoldoendes. Laagste cijfer(s): 3,3

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hand omhoog (ja) of omlaag (nee):
Voor de domeintoets van vorige week heb ik mijn uiterste best gedaan, een hoger cijfer zat er ook niet in.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hand omhoog (ja) of omlaag (nee):
- Ik heb de vorige periode alle opdrachten gemaakt die ik moest maken volgens de planning.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat heb jij nog nodig om wel een voldoende (of een hoger cijfer) te halen voor Lezen & Luisteren?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Planning periode 2
- Definitieve planning volgt volgende week
- 2 weken les, in week 48 (25 november) gastles.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Gastles van Sara Dubbeldam (@whensarasmiles)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Gesprekken 1.1 - Voorbereiding

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waarom een gesprek voorbereiden?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Waarom een gesprek voorbereiden?
- Je bereikt je gespreksdoel beter, omdat je betere antwoorden geeft wanneer je er al over hebt nagedacht.

- Je kunt sneller en beter reageren op je gesprekspartner, omdat je niet meer hoeft na te denken over je reactie.
 

 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Tips
- Bedenk van tevoren het doel van het gesprek en wat je ervan verwacht

- Verzamel informatie die je tijdens het gesprek bij de hand moet hebben om professioneel over te komen en snel te kunnen reageren

- Noteer in steekwoorden belangrijke informatie, vragen of zinnen die je in het gesprek kunt gebruiken

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

Doorvraag: "wat bedoelt u met..."
Controlevraag: "dus als ik het goed begrijp..."
Een medestudent zegt tijdens een overleg dat hij jouw idee niet goed vindt.
Welke vraag stel je om verduidelijking te krijgen?
A
Heb jij een beter idee dat je met ons kunt delen?
B
Waarom vind je het geen goed idee?

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

- Zou je de eerste vraag zelf ook stellen? Waarom wel/niet?
- De tweede vraag is een suggestieve vraag (= vraag die bewust of onbewust naar een antwoord stuurt).
Welke mening zit er in die vraag?
- Kan de nieuwe collega eerlijk antwoord geven op de derde vraag?
1.2 Sociaal-communicatieve vaardigheden

= Vaardigheden die je gebruikt om effectief met anderen te communiceren en samen te werken

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat kun je vertellen over formeel en informeel taalgebruik en wanneer je de verschillende vormen gebruikt?

Slide 17 - Open question

informeel = persoonlijk, ongedwongen taal
formeel = zakelijk, beleefde taal
Non-verbale communicatie
Wat is dat?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Non-verbale communicatie
- Communicatie zonder woorden, bijvoorbeeld:
lichaamshouding, gebaren, intonatie, gezichtsuitdrukking

Let bij een zakelijk gesprek op:
- dat je je gesprekspartner aankijkt
- knik om te laten zien dat je luistert of maak luistergeluiden
- gebruik rustige gebaren die passen bij wat je zegt
- praat op een vriendelijke en geïnteresseerde toon


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Non-verbale communicatie gesprekspartner
- Let ook op de non-verbale communicatie van degene met wie je het gesprek voert
- Wat zeggen de houding, gebaren, uitdrukking en intonatie?
- Ga na of dat klopt bij wat jij zegt
- Trek niet te snel conclusies, maar probeer met een vraag te controleren of jouw interpretatie klopt, bijvoorbeeld:
‘Ik zie dat je bedenkelijk kijkt. Denk je dat het gaat lukken of wil je liever dat ik het voordoe?’

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Een cliënt moet even op haar beurt wachten. Als je vervolgens komt helpen, zegt ze: ‘Ben je daar nou eindelijk?! Jij kunt ook niet doorwerken, hè?’
Noteer wat jij zou zeggen tegen de cliënt.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag met de opdrachten:
Noordhoff NU Nederlands
Gesprekken

1.1 Voorbereiding: maken opdracht 1, 4 en 5
1.2 Sociaal-communicatieve vaardigheden: maken opdracht 1 en 3

Slide 22 - Slide

This item has no instructions