Werkwoorden op -er + vervangen onderwerp

Werkwoorden op -er
Regels:
-Fouten maken mag;
-Steek je vinger op als je iets wil zeggen / vragen;
-Het antwoord niet door de klas roepen.


1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Werkwoorden op -er
Regels:
-Fouten maken mag;
-Steek je vinger op als je iets wil zeggen / vragen;
-Het antwoord niet door de klas roepen.


Slide 1 - Slide

Typ, in 2 minuten, zoveel mogelijk regelmatige werkwoorden die op -er eindigen(bijvoorbeeld aimer)

Slide 2 - Mind map

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 3 - Drag question

1

Slide 4 - Video

Hoe maak je de stam?

Slide 5 - Open question

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 6 - Slide

Je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
Koppel de juiste uitgang.
e
ent
ons
e
es
e
ez
ent
e

Slide 7 - Drag question

danser
dansen
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
Werkwoorden op -ER. Sleep de vervoegingen van het werkwoord naar de juiste persoon.
danse
dansent
dansons
danse
danses
dansez

Slide 8 - Drag question

Wat is de hij-vorm van 'regarder'?
A
il regardes
B
il regarde
C
il regardeons
D
il regardent

Slide 9 - Quiz

Wat is de ik-vorm van 'chercher'?
A
je cherchez
B
je cherches
C
je cherche
D
je cherchons

Slide 10 - Quiz

Hoe vervoeg je 'passer' in de jij-vorm?
A
tu passes
B
tu passe
C
tu passons
D
tu passent

Slide 11 - Quiz

00:38
Wat is de stam van travailler?

Slide 12 - Open question

Traduis: wij kijken

Slide 13 - Open question

Traduis: men houdt van

Slide 14 - Open question

Traduis: Zij (m / Mv) haten

Slide 15 - Open question

Het onderwerp vervangen


Kijk naar het uitleg

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Het onderwerp vervangen
persoon/ding --> il, elle, ils, elles



Pourquoi? Zo val je niet in herhaling.
onderwerp
Mannelijk
Vrouwlijk
Enkelv.
il
elle
Meerv.
ils
elles

Slide 18 - Slide

Sophie
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 19 - Quiz

Sophie et Marie
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 20 - Quiz

Pierre et Marie
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 21 - Quiz

Le chat
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 22 - Quiz

La cuisine
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 23 - Quiz

Vul in: Ma mère danse beaucoup, ______ est heureuse.

Slide 24 - Open question

Vul in: Je vois les châteaux, ____ sont grands.

Slide 25 - Open question

Ik kan de werkwoorden op -er vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik kan het onderwerp vervangen door il, elle, ils, elles.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll