Paragraaf 2.5 Dieren bewegen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Zitten volgens de plattegrond.

Pak bij binnenkomst je spullen.

Boek en pen. Laptop blijft in de tas.

We starten gelijk.

Programma

Welkom

1. Checken vragen/huiswerk (15 min.)

2. Nieuwe stof uitleg '2.5 'Dieren bewegen' (20 min.)

3. Blooket of zelfstandig werken (10 min)

Tijdens de uitleg is het stil!

Huiswerk controle

Boek open op paragraaf 2.4

opdr. 1, 2, 3, 5, 10, 11, 16, 18, 20, 23, 24, 25

Is er iets dat je niet hebt begrepen?

Lees ondertussen 2.5 door.

Leerdoelen

Gewervelde dieren hebben een wervelkolom. 

Als zijn zich voortbewegen beweegt de wervelkolom mee. Er zijn twee groepen.

Wervelkolom beweegt heen en weer:

- Vissen

- Amfibieën

- Reptielen

Wervelkolom beweegt op en neer:

- Vogels

- Zoogdieren

Groene tekst, pagina 106 en 107

Topgangers/ Hoefgangers - op de toppen van hun tenen, paarden, bizons, koeien.

Teengangers - lopen op hun tenen, hond, kat, leeuw, tijger.

Zoolgangers - lopen op hun hele voet, apen en beren.

Groene tekst, pagina 110

Op welk deel van hun poten lopen dieren?

Kijkvraag: Noem een voorbeeld van een dier van een zoolganger - beer

topganger

De ledematen van zoogdieren hebben hetzelfde bouwplan. (dezelfde botten)

Ze kunnen wel verschillend van vorm zijn.

De leefwijze bepaalt de vorm van de botten. 

  

Skelet en leefwijze

Groene tekst, pagina 112

0

Wormen - geen skelet, kruipen door kring- en lengtespieren samen te trekken.

Weekdier (Slakken) - bewegen door spierbewegingen in hun voet.

Geleedpotigen (Insecten/spinnen) - skelet en gewrichten zitten aan de buitenkant, spieren zitten aan de binnenkant van uitwendig skelet, poten hebben buig en strekspieren.

Ongewervelde dieren bewegen (wormen, weekdieren, geleedpotigen)

Groene tekst, pagina 114

• Maak de opdrachten van 2.5 opdr. 
  2, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 16, 19, 20, 21, 23
• Of werk de leerdoelenkaart verder uit.

Aan de slag in de les