Present simple / continuous + some / any

English today
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

English today

Slide 1 - Slide

Agenda
News!
grammar explanation:
  • present simple vs present continuous  
  • assignment  

Slide 2 - Slide

News

Slide 3 - Slide

Present simple 
present simple (tegenwoordige tijd) is an action that is a habit, happens regularly, or a fact
  • positive sentence: verb or verb + s. I walk to school every day. She bites her nails.
  • negative sentence: do / does + not + verb. I do not walk to every day. She does not bite her nails.
  • question: do / does + verb ? do I walk to school every day? Does she bite her nails?





I / you / we / they = verb
she / he / it = verb + s

Slide 4 - Slide

Present simple: to be and to have
Hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatige werkwoorden zijn (to be) en hebben (to have)?


Zijn = TO BE

I am = ik ben
you are = jij bent 
you are = jullie zijn
we are = wij zijn
they are = zij zijn
she is = zij is 
he is = hij is 
it is = het is

Hebben = TO HAVE

I have = ik heb
you have = jij hebt
you have = jullie hebben
we have = wij hebben
they have = zij hebben 
she has = zij heeft
he has = hij heeft
it has = het heeft

Slide 5 - Slide

Present continuous
present continuous (duurvorm in de tegenwoordige tijd) is an action that is in progress at the moment (nu bezig)
  • positive sentence: is / am / are + verb + ing. I am walking to school right now. She is listening to music at the moment. We are having fun!

  • negative sentence: is / am / are + not + verb + ing. I am not walking to school right now. She is not listening to music at the moment. We are not having fun

  • question: is / am / are + verb + ing? Am I walking to school right now? Is she listening to music at the moment? Are we having fun?

Slide 6 - Slide

                                              


Werkwoorden die eindigen op een -e:
  • to have: He is having dinner.
  • to give: Our father is giving us many compliments.
--> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.

Werkwoorden die eindigen op -c:
  • to panic: She is panicking.
--> krijgen een k erbij voor -ing





Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is:
  • to swap: They are swapping their Ipods, while they are listening each others music.
  • to cut: The barber is cutting her hair.
  • to stop: Look! The police is stopping that criminal.
--> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.
Uitzonderingen present cont.

Slide 7 - Slide

Welke van de twee is nu bezig?

Slide 8 - Open question

I __________ a movie right now.
A
watch
B
am watching
C
was watching
D
watched

Slide 9 - Quiz

Sam usually _________ on the weekend.
A
ran
B
runs
C
run
D
am running

Slide 10 - Quiz

They _____________ soccer now, in the field over there.
A
were playing
B
are playing
C
am playing
D
was playing

Slide 11 - Quiz

I _______ to the store every week.
A
am walking
B
walks
C
were walking
D
walk

Slide 12 - Quiz

This year I ______ in grade 8.
A
is
B
am
C
are
D
was

Slide 13 - Quiz

To do:
3.2 D on Learnbeat!

Slide 14 - Slide

English today!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Agenda
News
Grammar: 
  • some or any
Assignment

Slide 17 - Slide

News

Slide 18 - Slide

Grammar: some or any
De onbepaalde voornaamwoorden some en any gebruik je om iets aan te geven, maar minder specifiek dan het noemen van een hoeveelheid.

Zo kun je bijvoorbeeld een specifieke hoeveelheid noemen:
  • They need to eat two sandwiches and three bananas.
  • They need to eat (a) few sandwiches and bananas.

Maar je kunt ook some of any gebruiken (minder specifiek):
  • They need to eat some sandwiches and bananas.
  • They don't need to eat any cucumbers.

Slide 19 - Slide

some
Bij een bevestigende / neutrale zin gebruik je some
  • I have some cookies = Ik heb wat / een paar koekjes.

Slide 20 - Slide

any
 Bij een negatieve zin gebruik je any: 
  • I don't have any cookies = Ik heb geen koekjes.
Bij een vragende zin gebruik je any: 
  • Do you have any cookies left? = Heb je wat koekjes over?

Slide 21 - Slide

Er zijn ook uitzonderingen op deze regel die belangrijk zijn om goed te onthouden:
1) Je gebruikt some in een vragende zin waarbij je JA als antwoord verwacht:
  • Can I please have some water? (asking to a waiter) --> je verwacht JA als antwoord...

2) Je gebruikt some in een vragende zin waneer je iemand iets aanbiedt:
  • Would you like to have some coffee? --> je biedt iemand koffie aan...


3) Je gebruikt any in een zin die niet ontkennend of niet vragend is als iets niet uitmaakt:
  • Put on any song you like. I love all kinds of music! --> Maakt niet uit welk nummer je opzet...
  • Give me any food you can find, I am just really hungry. --> Maakt niet uit welk voedsel...

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

I have ________ exciting news!!!
A
any
B
some
C
somebody
D
anybody

Slide 24 - Quiz

Would you like ________ sugar with your coffee?
A
some
B
any

Slide 25 - Quiz

We can't go ________ with this bad weather!
A
any
B
some
C
anywhere
D
somewhere

Slide 26 - Quiz

I think I left _________ important at home this morning
A
some
B
any
C
something
D
anything

Slide 27 - Quiz

she hasn't asked _________ about the weather.
A
any
B
some
C
anyone
D
someone

Slide 28 - Quiz

we don't have ______ homework!!!
A
some
B
any
C
someone
D
anything

Slide 29 - Quiz

In your booooooooooook
do assignment 20 on page 105

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide