BS1 Voedingsstoffen

Thema 1 Vertering
BS1 Voedingsstoffen
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 45 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 1 Vertering
BS1 Voedingsstoffen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Je kunt de kenmerken en functies noemen van de 6 groepen voedingsstoffen en voedingsvezel.

Slide 2 - Slide

Vier functies van voedingsstoffen
Er zijn vier functies van voedingsstoffen.

  1. Brandstoffen; energie
  2. Bouwstoffen; groei en herstel
  3. Reservestoffen; opslag
  4. Beschermstoffen; zorgen dat je niet ziek wordt 

Slide 3 - Slide

Eiwitten
2 varianten:
  • Dierlijke eiwitten
  • Plantaardige eiwitten

Slide 4 - Slide

Eiwitten
Eiwitten zijn bouwstoffen

Teveel aan eiwitten? 
  • Eiwit als brandstof 
  • Eiwit als reservestof (vet)
Cytoplasma
Spieren

Slide 5 - Slide

Eiwitten
Volgorde van aminozuren bepaalt vorm van het eiwit.

Door verschillende vormen ook verschillende functies:
enzym, transportenzym, hormoon etc.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Eiwitten
BINAS tabel 67H1
  • 20 soorten aminozuren
  • 12 niet-essentiële aminozuren 
  • 8 essentiële aminozuren
Niet-essentiële aminozuren kunnen door het lichaam worden aangemaakt.
Essentiële aminozuren worden niet/minder door het lichaam aangemaakt moeten via het voedsel worden aangeleverd.

Slide 8 - Slide

Eiwitten
  • Bestaat uit aminozuren
  • Transaminering om zelf nieuwe aminozuren te maken (in de lever)
  • Essentiele aminozuren moeten in voedsel voorkomen

Slide 9 - Slide

Eiwitten
  • Dissimilatie aminozuren die niet worden gebruikt naar ureum
  • Pyrodruivenzuur voor glycolyse, eiwit als brandstof

Slide 10 - Slide

Koolhydraten (sachariden)

Slide 11 - Slide

Koolhydraten
Koolhydraten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof. 

Teveel aan koolhydraten?
  • Koolhydraten als reservestof (vet)

Suikers (glucose), zetmeel en glycogeen. 

Slide 12 - Slide

Koolhydraten

Slide 13 - Slide

Koolhydraten
  • Voedingsvezels worden niet verteerd
  • Afkomstig uit celwanden 
  • Bevorderen darmwerking en stoelgang
  • Zorgen voor verzadigd gevoel

Slide 14 - Slide

Voedingsvezels
  • Onverteerbare koolhydraten uit planten 
  • Voedingsvezels stimuleren de darmperistaltiek en dus de darmwerking

Slide 15 - Slide

Vezels: bijvoorbeeld cellulose
Wij eten veel hout tegenwoordig!
21.39

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Vetten (lipiden)

Slide 18 - Slide

Vetten
  • Glycerol + 3 vetzuurstaarten = triglyceride

  • Vetten bestaan uit dezelfde atomen als glucose (C,H,O).
  • Alle organismen kunnen glucose omzetten in vetten.
  • Essentiële vetzuren

Slide 19 - Slide

(On)verzadigde vetten
Verzadigd vet:
- Ongezond; kans op 'dichtslibben' aders. Vooral bij dierlijke vetten. Hebben geen dubbele bindingen.

Onverzadigd vet:
- Gezond. Zorgen voor daling cholesterol. Hebben één of meer dubbele bindingen.

Slide 20 - Slide

Dierlijk voedsel: vetten
Glycerol en 3 verschillende vetzuren
Verzadigd
Enkelvoudig onverzadigd
meervoudig onverzadigd

Slide 21 - Slide

Cholesterol
  • Verzadigd vetzuur bevordert afzetting cholesterol (LDL), onverzadigd verminderen afzetting (HDL)
  • Aanmaak in lever
  • De basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
  • Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit.

Slide 22 - Slide

Vetten
  • Essentiele vetzuren
  • Brandstof (1g vet = 38kJ)
  • Reserve-energiebron onder huid en rond organen
  • Warmte-isolerend
  • Bouwstoffen in membranen: fosfolipiden, cholesterol

Slide 23 - Slide

Water

Slide 24 - Slide

Water
- Water is een bouwstof                transport van stoffen. 
- Het menselijk lichaam bestaat uit 60% water. 
- Bouwstof, oplosmiddel, transportmiddel, regeling lichaamstemperatuur
- Bepaalt osmotische waarde

Slide 25 - Slide

Mineralen (zouten)

Slide 26 - Slide

Mineralen
  • bouwstof:
hard botweefsel en tandbeen
  • beschermstoffen:
bloedstolling

Slide 27 - Slide

Spoorelementen
Spoorelementen: mineralen die in zeer kleine hoeveelheden benodigd zijn

Algemene mineralen: Na, K, Ca
Spoorelementen: Cu, F, Zn, I

Slide 28 - Slide

Mineralen
  • Bouwstoffen
  • Calcium - botten
  • Spoorelementen in enzymen en hormonen (Jodium - thyroxine)
  • Fluor - beenderen en gebit
  • IJzer - hemoglobine

Slide 29 - Slide

Vitaminen
  • Provitaminen dit zijn stoffen die in voeding zitten, waaruit wij vitaminen kunnen vormen.
  • Gebreksziekten deze ontstaan door een tekort aan vitaminen.
  • Vitamine-B-complex is opgebouwd uit meerdere afzonderlijke vitaminen.

Slide 30 - Slide

Vitaminen
  • Co-enzym, heel weinig nodig
  • Gebreksziekten
  • Provitaminen : hier kan je lichaam vitamine uit make: beta-caroteen -> vitamine A (opgeslagen in lever)
  • Vitamine B en C oplosbaar in water, lichaam kan dit niet opslaan
  • Teveel vitaminen kunnen je ziek maken

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Scheurbuik
Scheurbuik bij zeevaarders door gebrek aan vitamine C
Oplossing: Verse citroenen en sinaasappels mee op reis.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Maken
Thema 1 BS1: 
Opgave 1-10
Begrippenlijst/ samenvatting
Noteren Binastabellen

Slide 41 - Slide

Leerdoelen

Je kunt de kenmerken en functies noemen van de 6 groepen voedingsstoffen en voedingsvezel.

Slide 42 - Slide

Vragen bij Ted Talk Suzana Herculano-Houzel
•Hoe heeft zij bepaald hoeveel neuronen er in de hersenen van een individu per soort zit? 
•Hoeveel energie kost ons brein per dag?
•Hoe komt ze tot de conclusie dat wij geen knaagdieren zijn maar primaten?
•Van welke aspecten hangt de grootte van het lichaam en de grootte van de hersenen af?
•Wat is het grote voordeel van voedsel koken?
•Wat is haar slotconclusie?

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Antwoorden
•Soepje maken van de hersenen waarbij celkernen intact blijven
•Aantal neuronen * kcal per neuron
•86 miljard neuronen = 516 kcal = 2160 kJ
•De verhouding hersengrootte : aantal neuronen klopt niet (als we knaagdier zijn zouden we hersenen hebben van 36 kg)
•Er is een relatie tussen grootte van de hersenen + grootte van het lichaam (= energiebehoefte) en de maximale energie inname op een dag. Primaten hebben max 9 uur per dag de tijd
•Koken maakt het mogelijk om meer energie per tijdseenheid te nuttigen ( t.o.v. rauw voedsel)
•Slotconclusie: wij hebben de meeste neuronen  en wij zijn mensen omdat we koken 

Slide 45 - Slide