Spreekwoorden en gezegden

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Spreekwoorden en gezegden

Quiz over allerlei Nederlandse spreekwoorden en gezegden

Spreekwoorden

Categorie 1: Dieren

Wat betekent: Je moet geen slapende honden wakker maken.

1. Honden hebben een ochtendhumeur als je ze wakker maakt.
2. Je moet niet praten over problemen als die er nog niet zijn.
3. Je moet stil zijn als anderen nog slapen.
4. Je mag niet over andere mensen praten.

De hond in de pot vinden

1. Je spaargeld is op.
2. Thuiskomen als er niemand is.
3. Thuiskomen als het eten al op is.
4. Ziek zijn.

Leven als kat en hond

1. Altijd ruzie hebben.
2. Elkaar vaak zien.
3. Samen spelen.
4. Allergisch zijn voor iets.

Een kat in de zak kopen

1. Een miskoop doen.
2. Bij de kassa staan, maar geen geld hebben.
3. Sinterklaas vieren.
4. Naar de dierenwinkel gaan.

Wat was jouw grootste miskoop?

Het paard achter de wagen spannen

1. Alles in ingeladen om te vertrekken.
2. Iets verkeerd aanpakken.
3. Hard aan het werk gaan.
4. Veel werk moeten leveren.

De vogel is al gevlogen.

1. Het wordt winter.
2. Iemand die altijd snel weer naar huis gaat.
3. Iemand was ziek, maar is weer beter.
4. De dader is al weg.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel

1. Als ouders weg zijn van huis, gaat het altijd mis.
2. Als de dader weg is, is niemand meer bang.
3. Muizen zijn bang voor katten.
4. Als de ouders er niet zijn, kunnen de kinderen hun gang gaan

Categorie 2

Raad het afgebeelde spreekwoord.

Welk spreek-
woord
wordt hier
afgebeeld?

Categorie 3

Eten en drinken

Wat betekent: eten als een varken

1. Veel eten
2. Eten zonder manieren
3. Vlees eten
4. Te weinig eten

Boontjes uit water eten.

1. Een eenvoudige/simpele maaltijd.
2. Heel slecht kunnen koken.
3. Gezond eten.
4. Boer zijn.

Hij laat zich de kaas niet van het brood eten.

1. Hij eet altijd veel
2. Veel geld uitgeven
3. Hij is chagrijnig
4. Opkomen voor iets

Wie niet werkt zal niet eten.

1. Je krijgt pas eten als je hebt geholpen met koken
2. Je bord niet leeg eten
3. Je moet werken om te kunnen leven
4. Heel weinig eten

Dat is het hele eieren eten.

1. Zo zit de zaak in elkaar.
2. Dit is hoe je een ei moet bakken.
3. Het is een makkelijke klus.
4. Als je ergens voor kiest, moet je het ook afmaken.

Ken je nog meer spreekwoorden met eten/drinken?

Categorie 4

Het weer

Het leven van de zonnige kant bekijken.

1. Veel naar buiten gaan
2. Houden van de zomer
3. Positief zijn
4. Naar het weerbericht luisteren

Hij laat teveel wind door de hekken waaien

1. Hij verspilt zijn tijd aan onnodige dingen
2. Hij onderhoudt zijn huis niet goed
3. Hij nodigt altijd mensen uit
4. Hij draagt te koude kleding

De wind zit eronder

1. Wind mee hebben als je fietst
2. Het gaat goed
3. Er is een geheim
4. Er is een probleem

Wat betekent: met je neus in de wind lopen.

Dat is water en wind

1. Die twee mensen mogen elkaar niet
2. We zijn aan zee
3. Daar moet je niet aan beginnen
4. Dat is eten zonder voedinggstoffen

Voor niets gaat de zon op

1. 's Ochtends is het erg koud
2. Je moet wel je best doen
3. Alles kost geld
4. Het is winters weer

Categorie 5

Geld

Het geld groeit niet op mijn rug.

1. Je moet beter sparen
2. Voor geld moet je werken
3. Ik heb hier geen tijd voor
4. Geen geduld hebben

Dat brengt geld in het laatje.

1. Dat is een goed idee
2. Stelen
3. We doen het niet voor niks
4. Dat levert geld op

Tijd is geld.

1. Probeer iets snel te doen
2. Ik heb hier geen tijd voor
3. Iemand die snel geld uitgeeft
4. Dit is geen spreekwoord

Geld als water verdienen.

1. Makkelijk geld verdienen
2. Het kost veel tijd
3. Goed kunnen sparen
4. Niet om kunnen gaan met geld

Categorie 6

Wat betekenen de volgende gezegden?

Aan de grond zitten

1. Hard werken
2. Verdrietig zijn
3. Bijna niets meer hebben
4. Op het land werken

Aan de touwtjes trekken

1. De baas zijn
2. Anderen beïnvloeden
3. Je best doen
4. Zeuren

Alle gekheid op een stokje

1. Het moet niet gekker worden
2. Verwend worden
3. Nu even serieus
4. Boos zijn

Als een olifant in de porseleinkast

1. Overdrijven
2. Super onvoorzichtig
3. Dit kan niet waar zijn
4. Iemand die heel gek doet

Als sneeuw voor de zon verdwijnen

1. Niet bedanken, maar zomaar weglopen
2. Iets vergeten zijn
3. Het wordt winter
4. Ergens niets van overblijven

Dit was de quiz

Vond je het moeilijk/makkelijk?