This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Introductie les H2 Stoffen
Slide 1 - Slide
Lesplanning
* Inhoud H2
* Wat weet je al?
* Leerdoelen par 1
* Quiz
* Uitleg par 1
* Aan de slag
Slide 2 - Slide
Inhoud H2
1. Stoffen in huis
2. Zuivere stoffen en mengsels
3. Massa en volume
4. Dichtheid
Slide 3 - Slide
Wat weet je al
Maak in tweetallen de introductie van H2
timer
7:00
Slide 4 - Slide
leerdoelen par 1
2.1.1 Je kunt vier stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
2.1.2 Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
2.1.3. Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
2.1.4 Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven.
Slide 5 - Slide
Welke stof lijkt niet op de andere stoffen?
A
alcohol
B
water
C
wasbenzine
D
spiritus
Slide 6 - Quiz
Welke stof kun je niet herkennen aan de kenmerkende geur?
A
water
B
chloor
C
wasbenzine
D
spiritus
Slide 7 - Quiz
chloor herken je aan de ...........
A
geur
B
kleur
C
smaak
D
brandbaarheid
Slide 8 - Quiz
Zout herken je aan de ........
A
geur
B
smaak
C
kleur
D
brandbaarheid
Slide 9 - Quiz
goud herken je aan de ......
A
brandbaarheid
B
smaak
C
geur
D
kleur
Slide 10 - Quiz
Welke stof herken je aan de brandbaarheid?
A
water
B
benzine
C
appelsap
D
motorolie
Slide 11 - Quiz
STOFEIGENSCHAPPEN
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Kun jij nog een aantal STOFEIGENSCHAPPEN noemen?
Slide 14 - Slide
Stoffen en veiligheid
Een stof kan op meerdere manieren gevaarlijk zijn:
• als je de stof inademt;
• als je de stof inslikt;
• als je de stof op je kleren, op je huid of in je ogen krijgt;
• als je met vuur bij de stof komt;
• als je de stof mengt met een andere stof.
Slide 15 - Slide
Stoffen en veiligheid
Stoffen die bij natuur- en scheikunde worden gebruikt, zijn soms schadelijk voor je gezondheid. Sommige van deze stoffen zijn zelfs giftig. Daarom mag je tijdens practicumlessen nooit stoffen proeven.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Aan de slag
Lees de tekst van paragraaf 1 eerst zelfstandig door. Maak daarna de volgende opgaves van paragraaf 1: