3. Differentiatie-les - extra materiaal

Extra uitleg
Extra oefenopdrachten 
Grammatica
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Extra uitleg
Extra oefenopdrachten 
Grammatica

Slide 1 - Slide

In deze les:
  • Extra uitleg werkwoordelijk gezegde (geel)
  • Extra opdrachten + antwoorden (blauw)
Grammatica hoofdstuk 3

Slide 2 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Extra uitleg

Slide 3 - Slide

Een volgend zinsdeel is het werkwoordelijk gezegde. 

Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden uit een zin. 

Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet of overkomt. 
Werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden in de zin. 

De persoonsvorm hoort dus bij 2 zinsdelen: de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde. 
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 5 - Slide

Hieronder staan voorbeeldzinnen. Het werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden dus) staan dikgedrukt. 

  1. Dit weekend wil ik een nieuwe spijkerbroek gaan kopen. 
  2. De docent kijkt met de rode pen de toetsen na.

In de tweede zin is ook het woordje na onderdeel van het wg. Dit komt doordat het hoort bij het scheidbare werkwoord nakijken. Alle onderdelen van een scheidbaar werkwoord horen dus bij het wg.
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 6 - Slide

Als de woorden te en aan het vòòr een werkwoord staan in de zin, horen te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde. 

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Voorbeeld: 
De mensen zijn aan het sporten op het strand. 

Het wg is dikgedrukt. 
Aan het staat voor het werkwoord 'sporten'. Omdat deze woorden voor een werkwoord staan, horen ze bij het wg. 
Het wg is dus: aan het sporten. 

Slide 7 - Slide

Een werkwoordelijk gezegde bestaat dus uit alle werkwoorden in de zin en soms komt daar het woordje 'te' of 'aan het' nog bij.

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Voorbeeldzinnen: 
  1. De kinderen lopen naar school. 
  2. Op het station staan erg veel mensen te wachten.
  3. Op de hoek van de straat is een kind aan het spelen. 

Slide 8 - Slide

Het stappenplan voor zinsdelen ontleden is nu een stukje uitgebreid. 

Stappenplan zinnen ontleden: 
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Zet zinsdeelstrepen
  3. Zoek het onderwerp (wie/wat + pv = onderwerp)
  4. Zoek alle werkwoorden in de zin (wg)
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Extra oefeningen

Slide 10 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
  1. Dolfijnen kunnen een topsnelheid van zo'n 55 km/uur bereiken. 
  2. Over vijf miljard jaar zal alle brandstof in onze zon verbruikt zijn. 
  3. In het graf van een Koreaanse edelman uit 1586 hebben archeologen een afscheidsbrief van zijn vrouw gevonden. 
  4. Waarom stel jij een tandartsbezoek zo lang mogelijk uit? 
  5. Wenkvliegjes kunnen eieren in poep leggen of in rottende planten. 
  6. Deze winkeldief zou in de apotheek een nieuw medicijn tegen kleptomanie gestolen hebben. 
  7. Met smoesjes over pakketjes voor de buurman winnen krakers informatie in over leegstaande panden. 
Werkwoordelijk gezegde - oefening (1)

Slide 11 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
1. Dolfijnen | kunnen | een topsnelheid van zo'n 55 km/uur | bereiken. 
Pv: kunnen
Ow: dolfijnen
Wg: kunnen bereiken
2. Over vijf miljard jaar | zal | alle brandstof in onze zon | verbruikt zijn. 
Pv: zal 
Ow: alle brandstof in onze zon
Wg: zal verbruikt zijn

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden(1)

Slide 12 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
3. In het graf van een Koreaanse edelman uit 1586 | hebben | archeologen | een afscheidsbrief van zijn vrouw | gevonden. 
Pv: hebben
Ow: archeologen
Wg: hebben gevonden
4. Waarom | stel | jij | een tandartsbezoek | zo lang mogelijk | uit? 
Pv: stel
Ow: jij
Wg: stel uit

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden(1)

Slide 13 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
5. Wenkvliegjes | kunnen | eieren | in poep | leggen | of in rottende planten. 
Pv: kunnen
Ow: wenkvliegjes
Wg: kunnen leggen
6. Deze winkeldief | zou | in de apotheek | een nieuw medicijn tegen kleptomanie | gestolen hebben.
Pv: zou
Ow: deze winkeldief
Wg:  zou gestolen hebben

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden(1)

Slide 14 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
7. Met smoesjes over pakketjes voor de buurman | winnen | krakers | informatie | in | over leegstaande panden. 
Pv: winnen
Ow: krakers
Wg: winnen in

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden(1)

Slide 15 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
  1. Hoeveel getuigen worden in Nederland door justitie beschermd? 
  2. Recentelijk maakte het Openbaar Ministerie daarover cijfers bekend. 
  3. Vanaf 2004 kregen jaarlijks vijftig personen een tijdje bescherming. 
  4. Dat aantal neemt al sinds 2000 ieder jaar toe. 
  5. Aan sommige getuigen wordt een nieuwe identiteit aangeboden. 
  6. Veel vaker komen agenten het huis van een getuige bewaken.
  7. In andere gevallen moet iemand een tijdje in een caravan op de Veluwe wonen. 
  8. Op die manier kunnen criminelen niets tegen hem ondernemen. 
Werkwoordelijk gezegde - oefening (2)

Slide 16 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
1. Hoeveel getuigen | worden | in Nederland | door justitie | beschermd? 
Pv: worden
Ow: hoeveel getuigen
Wg: worden beschermd
2. Recentelijk | maakte | het Openbaar Ministerie | daarover | cijfers | bekend. 
Pv: maakte
Ow: het Openbaar Ministerie
Wg: maakte bekend
Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (2)

Slide 17 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
3. Vanaf 2004 | kregen | jaarlijks | vijftig personen | een tijdje bescherming. 
Pv: kregen
Ow: vijftig personen
Wg: kregen 
4. Dat aantal | neemt | al sinds 2000 | ieder jaar | toe. 
Pv: neemt
Ow: dat aantal
Wg: neemt af

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (2)

Slide 18 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
5. Aan sommige getuigen | wordt | een nieuwe identiteit | aangeboden. 
Pv: wordt
Ow: een nieuwe identiteit
Wg: wordt aangeboden
6. Veel vaker | komen | agenten | het huis van een getuige | bewaken. 
Pv: komen
Ow: agenten
Wg: komen bewaken

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (2)

Slide 19 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg. 
7. In andere gevallen | moet | iemand | een tijdje | in een caravan | op de Veluwe | wonen. 
Pv: moet
Ow: iemand
Wg: moet wonen
8. Op die manier | kunnen | criminelen | niets | tegen hem | ondernemen. 
Pv: kunnen
Ow: criminelen
Wg: kunnen ondernemen
Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (2)

Slide 20 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
  1. De westkust van de Verenigde Staten en Canada zal vermoedelijk binnen afzienbare tijd geteisterd worden door een vloedgolf. 
  2. Eens in de paar eeuwen slaat daar namelijk een verwoestende tsunami toe. 
  3. Het gebied rond Seattle en Vancouver werd al door het water overvallen.
  4. De vloedgolven volgen elkaar om de vier à vijf eeuwen op. 
  5. Geologen zouden niet vreemd opkijken van een nieuwe aanval van de zee in de komende decennia.
  6. Natuurlijk zijn in de oceaan voor de kust overal tsunamimeters geplaatst. 
  7. Die waarschuwen bij de waarneming van extreem hoge golven. 
  8. Dan zullen de inwoners van Vancouver binnen een kwartier moeten vluchten. 
Werkwoordelijk gezegde - oefening (3)

Slide 21 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
1. De westkust van de Verenigde Staten en Canada | zal | vermoedelijk | binnen afzienbare tijd | geteisterd worden | door een vloedgolf. 
Pv: zal 
Ow: de westkust van de Verenigde Staten en Canada
Wg: zal geteisterd worden
2. Eens in de paar eeuwen | slaat | daar | namelijk | een verwoestende tsunami | toe. 
Pv: slaat
Ow: een verwoestende tsunami
Wg: slaat toe
Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (3)

Slide 22 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
3. Het gebied rond Seattle en Vancouver | werd | al | door het water | overvallen.
Pv: werd
Ow: het gebied rond Seattle en Vancouver
Wg: werd overvallen
4. De vloedgolven | volgen | elkaar | om de vier à vijf eeuwen | op. 
Pv: volgen
Ow: de vloedgolven
Wg: volgen op

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (3)

Slide 23 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
5. Geologen | zouden | niet | vreemd | opkijken | van een nieuwe aanval van de zee | in de komende decennia.
Pv: zouden 
Ow: geologen
Wg: zouden opkijken
6. Natuurlijk | zijn | in de oceaan | voor de kust | overal | tsunamimeters | geplaatst. 
Pv: zijn
Ow: tsunamimeters
Wg: zijn geplaatst

Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (3)

Slide 24 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
7. Die | waarschuwen | bij de waarneming van extreem hoge golven.
Pv: waarschuwen
Ow: die
Wg: waarschuwen
8. Dan | zullen | de inwoners van Vancouver | binnen een kwartier | moeten vluchten. 
Pv: zullen
Ow: de inwoners van Vancouver
Wg: zullen moeten vluchten. 
Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (3)

Slide 25 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
  1. Veel mensen kennen de mythologische figuur Atlas wel.
  2. Een ding over deze oude Griek weten ze echter niet. 
  3. Op zijn brede schouders draagt Atlas niet de wereldbol. 
  4. Hij draagt daar het hemelgewelf. 

Werkwoordelijk gezegde - Oefening (4)

Slide 26 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
1. Veel mensen | kennen | de mythologische figuur Atlas | wel.
Pv: kennen
Ow: veel mensen
Wg: kennen
2. Een ding over deze oude Griek | weten | ze | echter | niet. 
Pv: weten
Ow: ze
Wg: weten 


Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (4)

Slide 27 - Slide

Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow en het wg.
3. Op zijn brede schouders | draagt | Atlas | niet | de wereldbol. 
Pv: draagt
Ow: Atlas
Wg: draagt
4. Hij | draagt | daar | het hemelgewelf. 
Pv: draagt
Ow: hij
Wg: draagt


Werkwoordelijk gezegde - antwoorden (4)

Slide 28 - Slide