CO1F 6.3 Lineaire Formules

Hoofdstuk 6 - Formules en grafieken

6.3 Lineaire Formules 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6 - Formules en grafieken

6.3 Lineaire Formules 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
6.3 Lineaire Formules 
  1. Ik kan een lineaire formule herkennen en de kenmerken ervan benoemen.

Slide 2 - Slide

Terugblikken op: 6.1 van beschrijving naar formules

Slide 3 - Slide

Hieronder is een beschrijving voor ritkosten bij een taxi.

Een taxirit kost 3,00 per km en de instapkosten zijn 3,50.

Welke beweringen zijn waar? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
De vaste kosten zijn 3,00
B
De vaste kosten zijn 3,50
C
De kosten per km is 3,00
D
De kosten per km is 3,50

Slide 4 - Quiz

Maak een formule bij de volgende beschrijving om de ritkosten te berekenen.

Een taxirit kost 3,00 per km en de instapkosten zijn 3,50.

A
aantal km x 3,50 + 3 = ritkosten
B
aantal km x 3 + 3,50 = ritkosten
C
aantal km x 3,50 + 3 = 3
D
10 x 3,50 + 3 = ritkosten

Slide 5 - Quiz

Maak een formule bij de volgende beschrijving om de telefoonkosten per maand te berekenen.

Een telefoon abonnement kost 5,00 per maand en daarna 0,15 per MB.
A
telefoonkosten = 0,15 + 5 x aantalMB
B
telefoonkosten = 5 + 0,15 x aantalMB

Slide 6 - Quiz

Terugblikken op: 6.2 Grafieken bij formules

Slide 7 - Slide

Welke beweringen zijn waar?
A
Tijd hoort op de verticale as. Afstand hoort horizontale as.
B
Tijd hoort op de horizontale as. Afstand hoort verticale as.
C
Handige stapgroottes: Verticaal: 10, met zaagtand tussen 0 en 300.
D
Handige stapgroottes: Horizontaal: 1

Slide 8 - Quiz

Teken de grafiek bij de tabel en lever een foto hiervan in.
Maak een nette rechte foto van boven.

Slide 9 - Open question

Zie de twee formules hieronder.
Geef aan of ze stijgen of dalen.
A: 1000 - 125 x aantal maanden = spaarbedrag
B: 125 x aantal maanden + 1000 = spaarbedrag
A
A: Stijgend B: Dalend
B
A: Stijgend B: Stijgend
C
A: Dalend B: Stijgend
D
A: Dalend B: Dalend

Slide 10 - Quiz

Leerdoel: 6.3 Lineaire Formules 

6.3 Lineaire Formules 
  • Ik kan een lineaire formule herkennen en de kenmerken ervan benoemen.

Slide 11 - Slide


Hoe herken je een lineaire grafiek?
A
De grafiek is gestippeld.
B
De grafiek is kronkelig.
C
De grafiek is stijgend.
D
De grafiek is recht.

Slide 12 - Quiz


Zie de formule hiernaast: "kosten = 3,50 x km + 5,00"
Maak de zin af: "De lijn bij deze formule is recht want, ....."

A
...dat is gewoon zo.
B
...per km komt er 5 bij.
C
....per km komt er 3,50 bij
D
... de vaste kosten is 5,00

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Bedrag = aantal bezoekers x 3 + 6
Wat stelt het getal 6 voor?
Wat stelt 3 voor?
A
3 is het begingetal 6 is wat er per bezoek bij komt
B
6 is het begingetal 3 is wat er per bezoek bij komt
C
6 is het bedrag 3 is het aantal bezoeken
D
3 is het bedrag 6 is het aantal bezoeken

Slide 15 - Quiz

waterhoogte = tijd x 10 + 20
Wat is het begingetal bij die formule?
Welk hoeveelheid komt er bij per minuut?
A
20 is het begingetal 10 is wat er minuut bij komt
B
10 is het begingetal 20 is wat er minuut bij komt

Slide 16 - Quiz

Maak 6.3
Lineaire formules

Slide 17 - Slide

Een veertje rekt uit als er een gewicht aan hangt. Voor elke kg rekt de veer 3cm uit. Als er niets aan hangt dan is het veertje al 35cm lang.
Vul de tabel in bij de beschrijving en teken de grafiek.
Maak een foto van je tabel en grafiek. Lever deze in.

Slide 18 - Open question