3. Lees de eerste bewering en zoek het tekstgedeelte op waar de bewering over gaat.
4. Lees dat tekstgedeelte goed door en bepaal of de bewering klopt of niet klopt. Herhaal dit met de overige beweringen
6. Weet dat als er niets over de bewering wordt gezegd het altijd fout is! Gebruik dezelfde woorden als in de vraag (wel/niet of juist/onjuist)