vwo wiskunde A examentraining

Een aantal neemt met 0,23% per dag af. Wat is de groeifactor per dag?
A
0,23
B
0,9977
C
daar heb ik mijn GR voor nodig
D
1,0023
1 / 38
next
Slide 1: Quiz
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Een aantal neemt met 0,23% per dag af. Wat is de groeifactor per dag?
A
0,23
B
0,9977
C
daar heb ik mijn GR voor nodig
D
1,0023

Slide 1 - Quiz

Op de grafiek van
wordt eerst de verschuiving (4, -5) toegepast en vervolgens de herschaling in verticale richting met factor 2. Stel de formule op van de beeldgrafiek.
y=3x2
A
y=6(x+4)210
B
y=6(x+4)25
C
y=6(x4)25
D
y=6(x4)210

Slide 2 - Quiz

wat mag je meenemen de examenzaal in?
A
pen, potlood, tipp-ex, eten&drinken
B
pen, potlood, GR, NL woordenboek, geo, rekenmachine, eten&drinken
C
pennen (blauw, rood), potlood, GR, NL-woordenboek, geo, eten&drinken
D
pennen (blauw, zwart), potlood, GR, NL woordenboek, geo, eten& drinken

Slide 3 - Quiz

Zet de getallen op de juiste plaats in de formule:

                       y=          +          sin(          (x-         ))

0,25pi
2
3
1

Slide 4 - Drag question

Afronden op een tiental
783 ≈
A
700
B
780
C
790
D
800

Slide 5 - Quiz

Een verschuiving van (4,-3) is
A
4 naar rechts 3 naar links
B
4 naar links 3 naar beneden
C
4 naar links 3 naar rechts
D
4 naar rechts 3 naar beneden

Slide 6 - Quiz

afnemend dalend
toenemend dalend
toenemend stijgend
afnemend stijgend

Slide 7 - Drag question

Wat als je te laat bent bij je examen?
A
te laat is te laat, ook al ben je er om 13.31 uur je mag niet meer deelnemen
B
Je hebt nog een half uur om binnen te komen, maar de gemiste tijd mag je niet meer inhalen
C
als je ouders naar school bellen mag je altijd nog naar binnen

Slide 8 - Quiz

Afronden op honderdtallen.
76 449 wordt:
A
76000
B
76 400
C
76 500
D
77000

Slide 9 - Quiz

Gegeven: y=5+2sin(0,4pi(x-0,75))
Geef achtereenvolgens:
ymin;ymax

Slide 10 - Open question

Een hoeveelheid groeit met 4,6% per jaar. Wat is de groeifactor per jaar?
A
4,6
B
1,46
C
1,046
D
0,046

Slide 11 - Quiz

over de examenstand
cos + 7 + AC/ON

wat is NIET waar
A
met SHIFT MENU ga je naar set-up
B
zet Derivative op 'on'
C
zet Sigma-display op 'on'
D
zet Angle op 'grad'

Slide 12 - Quiz

Permutaties
Combinaties
Uit een klas worden 6 leerlingen gekozen om een volleybalteam te vormen
Bij een verloting zijn drie prijzen te winnen: een tablet, een grafische rekenmachine en een taart
In de klas worden 5 kaartjes verloot voor een toneelvoorstelling
Een vereniging kiest uit haar leden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.
Van de top 10 van vorige week stel je je eigen top 3 samen.

Slide 13 - Drag question

Verschuiving 3 omlaag.
y=3x4
A
y=3x43
B
y=3x4+3
C
y=3(x3)4
D
het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 14 - Quiz

wat betreft doorgestreepte antwoorden:
wat is waar
A
als een doorgestreept antwoord goed is, wordt het alsnog meegerekend
B
als er twee antwoorden zijn, wordt alleen het juiste antwoord meegerekend
C
als er twee antwoorden zijn, wordt alleen het eerste antwoord meegerekend
D
het hangt van de examinator af of een doorgestreept antwoord wordt meegerekend

Slide 15 - Quiz

bij A=1 hoort C=30 en bij A=10 hoort C=35.
er is sprake van een lineair verband.
stel de formule van C op:
A
r.c.=1013530
B
r.c.=3530101
C
r.c.=1103530
D
r.c.=3530110

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

welke waarde?

Slide 20 - Open question

een snoer met 12 lampjes die alle kleuren van de regenboog (7) kunnen hebben. Hoeveel verschillende snoeren zijn er?
A
12nCr7
B
12nPr7
C
712
D
127

Slide 21 - Quiz

Een hoeveelheid neemt jaarlijks met 8,6% toe. Hoeveel is de groeifactor per dag?
A
Daar heb ik mijn GR voor nodig
B
1,086
C
0,086
D
1,86

Slide 22 - Quiz

Is hier sprake van een directe of een recursieve formule?
un=2n2n+2
A
directe formule
B
recursieve formule
C
geen van beide

Slide 23 - Quiz

wiskunde-examentips

Slide 24 - Mind map

bij A=1 hoort C=30 en bij A=10 hoort C=35.
er is sprake van een exponentieel verband.
stel de formule van C op:
A
g=1013530
B
g=3530
C
g=3035
D
g=(3035)91

Slide 25 - Quiz

Permutaties
Combinaties
nCr
nPr
Faculteit
n elementen rangschikken
Volgorde belang
n elementen kiezen
Volgorde niet van belang
Boven

Slide 26 - Drag question

De globale grafiek past bij dit toenamediagram
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

amplitude
evenwichtsstand
maximum
minimum 
periode

Slide 28 - Drag question

De globale grafiek past bij dit toenamediagram
A
Waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Gevraagd: teken een toenamediagram bij een grafiek.
Welke stelling klopt er niet?
A
Als de grafiek stijgend is, teken je het lijnstukje boven de x-as
B
Als de grafiek een top heeft, teken je een punt op de x-as
C
Je tekent de lijnstukjes steeds aan de linkerkant van het interval
D
Hoe groter de daling van de grafiek hoe langer het lijnstukje dat je tekent

Slide 30 - Quiz

Geef de recursieve formule van de lange zijde.
A
Ln=0,2(n1)+2
B
Ln=0,2Ln1+2
C
Ln=20,2(n1)
D
Ln=Ln1+0,2

Slide 31 - Quiz

Is deze tabel lineair?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

Wie heeft het hoogste gemiddelde voor wiskunde A?
A
britt
B
charlotte
C
dominique
D
mart

Slide 33 - Quiz

is een:
A=203q
A
Machtsverband
B
Recht evenredig verband
C
Omgekeerd evenredig verband
D
Exponentieel verband

Slide 34 - Quiz

Geef de directe formule van de korte zijde
A
K(n)=0,3(n1)+1
B
K(n)=20,3n1
C
K(n)=2n+0,3
D
K(n)=2n0,3

Slide 35 - Quiz

welk cijfer denk je te gaan halen voor wiskunde?
010

Slide 36 - Poll

wat ga je aanstaande zondag doen?
A
helemaal niks
B
de hele dag wiskunde
C
slapen
D
alles behalve wiskunde

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Video