Steunles extra describir personas

Plan para hoy:
  1. Describir personas: ser, tener en llevar

1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Plan para hoy:
  1. Describir personas: ser, tener en llevar

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 3 - Drag question

Wanneergebruik je 'ser', 'tener', 'llevar'? Zet de zelfst vnw/ bijv vnw bij het juiste werkwoord.
SER
TENER
LLEVAR
feo
guapo
el pelo rizado
alto
gafas
pantalones
el pelo azul
los ojos verdes

Slide 4 - Drag question

Vamos a ver un video de Eva con su amiga Lucia 
  1. Naar wie kijkt Lucia?
  2. Hoe omschrijft Lucia deze persoon?
  3. Wat denk je dat het woord "moreno" betekent?
  4. Wat vraagt Lucia aan deze persoon?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welk werkwoord gebruiken we om te zeggen dat iemand iets draagt of aan heeft?
A
llevar
B
llevar y ser
C
ser
D
ser y tener

Slide 7 - Quiz

Met welke werkwoord beschrijven we de haarkleur?
A
ser
B
llevar
C
ser y llevar
D
ser y tener

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vertaling van de zin:
- Zij is lang en heeft bruine ogen.
A
Es larga y lleva ojos marrones.
B
Tiene alta y ojos marrones.
C
Es alta y tiene los ojos marrones.
D
Es alta y tiene marrones los ojos.

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vertaling van de zin:
- Wij dragen brillen.
A
llevan gafas
B
Llevamos gafas.
C
lleváis gafas
D
llevo gafas

Slide 10 - Quiz

Kies het tegenovergestelde van deze woorden:
- guapo, moreno, alto, divertido

A
feo, rubio, corto, antipático
B
feo, moreno, alta, divertida
C
feo, morena, bajo, aburrido
D
feo, rubio, bajo, aburrido

Slide 11 - Quiz

Practicamos
Ga deel 1 met je buurman/vrouw oefenen.
Stel elkaar om en om de vragen.

Het werkblad met de vragen staat in SOM > Vakken > Spaans > Mondeling deel 1

Slide 12 - Slide

¿Preguntas?

Slide 13 - Slide