Blok 2 Observeren

Blok 2 Observeren
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Blok 2 Observeren

Slide 1 - Slide

Waardevol observeren 
Observeren zonder in te kleuren
Je weet nu waarom observeren belangrijk is. Maar weet je ook dat niet iedere observatie even waardevol is? Een belangrijke eigenschap van een waardevolle observatie is dat de observatie objectief is. Dat betekent dat je observatie niet is ingekleurd met jouw mening. En dat is niet altijd gemakkelijk.

Objectief observeren
Je hebt net gezien: objectief observeren is niet eenvoudig. Je observaties worden gekleurd door je eigen normen, waarden en achtergrond. Er zijn echter wel een aantal mogelijkheden om je observatie zo objectief mogelijk te maken. Een paar tips zijn:

• Observeer met meer zorgverleners
• Vraag bij de cliënt na of je observatie klopt
• Vraag bij anderen na of je observatie klopt
• Vergelijk observaties met uitingen van de cliënt
• Herhaal het observeren

Slide 2 - Slide

....
Subjectief observeren

Subjectiviteit is het tegenovergestelde van objectiviteit. Subjectiviteit gaat over de meningen van mensen, of bepaalde ideeën die ingekleurd zijn door hoe mensen er zelf over denken. 
Een voorbeeld is dat reclamemakers alleen de positieve kanten van een product in beeld brengen om het product te verkopen. In de zorg kan de ene zorgverlener bepaald gedrag zien als aandacht vragen. terwijl een andere zorgverlener het gedrag ziet als het gevolg van pijn. 
Een observatie wordt subjectief als jij jouw mening of betekenis geeft aan wat je net hebt gezien. Je bent dan aan het interpreteren.

Interpreteren
 Wanneer je informatie hebt verzameld uit een observatie kun je daar een eigen uitleg aan geven. De manier waarop je betekenis geeft aan wat je hebt waargenomen of geobserveerd, heet interpreteren.


Slide 3 - Slide

Subjectieve waarnemingen
Je wil eigenlijk een objectieve observatie, dus eentje zonder interpretatie. Wanneer je je hiervan bewust bent, kun je de subjectiviteit mogelijk verminderen. 
Petra de Bil geeft in haar boek zeven tips om subjectieve waarnemingen te voorkomen:


1. Spreek af wat de bedoeling is van de observatie.
2. Spreek af welke deelvragen (vraagstellingen) er zijn.
3. Spreek af welke concrete gedragingen bij de vraagstelling horen.
4. Ga na welke concrete gedragingen bekeken kunnen worden: waar, door wie, wanneer en hoe lang.
5. Spreek af hoe de observatie in kaart wordt gebracht; voluit uitgeschreven of met een observatieformulier.
6. Weet aan welk zintuig jij ongemerkt de voorkeur geeft en train jezelf in het gebruik van de andere zintuigen.
7. Weet waar jij je aandacht als eerste op richt, oefen jezelf in het aandacht richten op de gebieden die je laat liggen.

[Bron: Petra de Bil, Observeren Registreren Rapporteren en Interpreteren, 2004]

Slide 4 - Slide

Opdracht 
Tijdens observeren kun je verschillende zintuigen gebruiken. Ga eens bij jezelf na: aan welk zintuig geef jij de voorkeur tijdens een observatie?
 

Volg deze stappen:

• 1:  Kies een moment, activiteit of zorgmoment uit waarin je gaat observeren.
• 2: Schrijf een voluit geschreven (ongestructureerde) observatie.
• 3: Lees de observatie terug en bepaal aan welk zintuig jij de voorkeur lijkt te geven.
• 4: Was jij je ervan bewust dat je een voorkeurszintuig hebt?

Slide 5 - Slide

Methodes om te observeren 
Zes methodes

Er zijn veel methodes die je kunt inzetten om een gerontopsychiatrische cliënt te observeren. We lichten er hier zes toe:

1 Visueel, sensitief en auditief observeren
2 Gestructureerd of ongestructureerd observeren
3 Verhuld of onverhuld observeren4
4 Participerend of niet participerend observeren5
5 Doelgericht of algemeen observeren6
6 Kwalitatief of kwantitatief observeren

Slide 6 - Slide

Visueel, sensitief en auditief observeren
Bij visueel observeren maak je gebruik van je zicht, bij auditief observeren maak je gebruik van je gehoor. Bij sensitief maak je gebruik van je gevoel.
 

Ongestructureerd observeren:
Bij ongestructureerde of niet-systematische observatie weet je vooraf niet precies welke informatie je wilt hebben en wat belangrijk is. Je bent vooraf alleen gericht op enkele thema’s, bijvoorbeeld de communicatie tussen de cliënten en de zorgverleners. Dit heet ook wel open observatie.

Gestructureerd observeren:
Bij gestructureerde of systematische observatie wordt van tevoren vastgelegd welk gedrag je observeert. De observaties worden vastgelegd in een observatieformulier. Dit kan alleen als je van tevoren precies weet wat voor aspecten belangrijk zijn. Dit heet ook wel gesloten observatie.


Slide 7 - Slide

Gestructureerd observeren van?
Als je een gestructureerde observatie doet, leg je van tevoren vast welk gedrag je observeert. Je kijkt naar deze drie aspecten van het gedrag:
  • frequentie
  • duur
  • intensiteit

Het verwerken van gestructureerde observaties is een stuk gemakkelijker dan het verwerken van ongestructureerde observaties. Gestructureerde observaties worden dan ook vaker gebruikt.

Bij gestructureerde observaties verzamel je de informatie heel gericht op je observatieformulier. Vooraf wordt precies vastgesteld wie je wil observeren, wat je wil observeren, waarom je dit doet en hoe je het gaat doen.

Bij ongestructureerde observatie schrijf je alles op waarvan je denkt dat het belangrijk is. Daar moet je naderhand zelf een structuur in vinden.


Slide 8 - Slide

Participerend of niet participerend observeren 
In een participerende observatie neemt de observator deel aan de maaltijd of activiteit van de oudere die hij observeert. In een niet-participerende observatie neemt de observator niet deel aan de maaltijd of activiteit.

Doelgericht of algemeen observeren
Een observatie heeft altijd een doel. Je begint met een vraag. Met de observatie verzamel je gegevens die een antwoord kunnen geven op je vraag. Beperk je bij een observatie tot een enkele vraag. Als je veel vragen hebt, is het beter om vaker te observeren.
Als het niet lukt om een heldere vraagstelling te maken, begin dan met een beschrijvende observatie. Je schrijft op wat je opvalt. Die informatie gebruik je voor het formuleren van de vraag bij een volgende observatie.

Kwalitatief of kwantitatief observeren
Bij een kwalitatieve observatie focus je op de inhoud van het gedrag. Ook worden alle aspecten van het gedrag aangegeven. Bij een kwantitatieve observatie focus je op de frequentie en ernst van het gedrag in een bepaalde periode of situatie. Je turft bijvoorbeeld hoe vaak een specifiek gedrag voorkomt.







Slide 9 - Slide

Goed gedaan! Deze methodes van observeren hebben geen geheimen meer voor jou.
 Er zijn factoren tijdens het werken die invloed kunnen hebben op een objectieve observatie. Wanneer je je bewust bent van de eventuele verstoringen, kun je hier, al dan niet samen met het team, wat aan doen.
De belangrijkste verstorende factoren zijn:

• Je bent onvoldoende alert op wat er met de cliënt en zijn omgeving gebeurt.
• Je bent onvoldoende actief of gemotiveerd.
• Je hebt niet voldoende kennis en ervaring.
• Je bent bevoordeeld of handelt vanuit automatisme.
• Je bent te snel met het trekken van conclusies.
• Je gebruikt verouderde of inadequate hulpmiddelen.
• Je richt je teveel op één aspect waardoor je de cliënt niet in zijn totaliteit waarneemt.
• Je hebt geen goede relatie met je cliënt.

Ga bij jezelf na of deze factoren optreden tijdens jouw werk. Wees je ervan bewust, dan kun je er wat aan doen.



Slide 10 - Slide

Opdracht observeren
Wordt bewust van de factoren die observaties verstoren. 
Maak deze opdracht samen met je collega's.


1 Herken je verstoringen die jij tegenkomt in de praktijk?
2 Bespreek met je collega’s of deze verstoringen herkenbaar zijn.3
3 Hoe kun je zorgen dat je toch zo objectief mogelijk observeert?

Slide 11 - Slide

Tot slot 

Dit was 'm! Je hebt de blok Observeren nu afgerond. 
Je weet hoe je zo objectief mogelijk kunt observeren en dat observeren niet altijd eenvoudig is. Je kunt nu in de praktijk aan de slag met de verschillende observatietechnieken en kunt een eigen observatieformulier maken. Tot slot ben je je bewust van het bestaan van factoren die verstoren.


Zorg dat je geen conclusies trekt, maar dat je wat waarneembaar is checkt.


Slide 12 - Slide