Interpunctie en hoofdletters


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).
  • Bij instructie iPad plat

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).
  • Bij instructie iPad plat

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we behandelen deze week?


Interpunctie en hoofdletters 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel van de les
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken in een zin;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Geef voorbeelden van leestekens.

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting:
interpunctie/leestekens
  • Leestekens en hoofdletters zijn ervoor om de lezer houvast te geven en verbeteren de leesbaarheid van de tekst.
  • Zonder interpunctie is een een stuk tekst niet leesbaar

  • Leestekens worden ook gebruikt om aanwijzingen te geven over de uitspraak (intonatie) of de betekenis van een woord/zin.
  • Zelfs een relatief eenvoudige uiting kan enorm verwarrend worden zonder interpunctie; er zijn dan verschillende betekenissen mogelijk. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

Doet niet zo gek Grietje zei Hans. Een rokje? Je bent toch mijn broertje en niet mijn zusje. 
Oorzaken fouten
  • Door email, sms en chat (digi-taal) is een groot deel van de communicatie informeler geworden en zie je dat veel schrijvers slordiger omgaan met interpunctie.

  • Door te weinig kennis van de regels doen veel mensen maar wat.  Snel een leesteken plaatsen op gevoel ('zo staat het mooi'), in plaats van doelbewust een betekenis meegeven. 

  • Door te weinig inzicht in de functies van leestekens.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waar en wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Begin van een zin



Gebruik een hoofdletter bij:
  • Het eerste woord van een zin.
  • Namen personen: De Vries, Jan, Annet
  • Namen van boeken, films, etc.: Lord of the Rings
  • Merknamen:Coca-Cola, Nike
  • Feestdagen: Kerst, Suikerfeest
  • Namen van volken: de Jappanners
  • Historische gebeurtenissenTweede Wereldoorlog
  • Aardrijkskundige namen (steden, landen, provincies, rivieren, etc.): Harderwijk, Spanje, Overijssel, de Maas, de Alpen.

Hoofdletters worden gebruikt om een tekst structuur te geven en leesbaar te maken.
Ze markeren het begin van een zin of geven aan dat het om een naam/titel gaat.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Fouten met hoofdletters
In de volgende gevallen gebruik je geen hoofdletter:

  • Als de zin begint met een cijfer:
    5 mei is het Bevrijdingsdag.
  • Dagen, maanden en seizoenen in de zin:
    Op zaterdag 20 maart begon de lente.
  • Tijdperken:
    In de middeleeuwen heerste de pest.
  • Als een naam van een volk of lid van een volk niet meer verwijst naar het volk:
    Bij de italiaan om de hoek kan je heerlijke lasagne krijgen. 
  • Bij zinnen die beginnen met 's of 't (de hoofdletter komt dan bij het eerste woord na de letter: 's Morgens, 't Plein).

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Eind van de zin
Een punt, vraagteken of uitroepteken geeft het einde van een zin aan. Deze markering zorgt voor structuur en beter tekst begrip. 

Wanneer gebruik je welk leesteken om het einde van een zin te markeren:
  • Punt - aan het einde van een gewone zin.
  • Uitroepteken - bij een waarschuwing, bevel of uitroep.
  • Vraagteken - als je een vraag stelt.

  • Let op! Schrijf aan het einde van een zin nooit meerdere vraagtekens of uitroeptekens

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aanhalingstekens
  • Als iemand iets zegt, vraagt of roept (bij een citaat) gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens
  • Je mag zelf kiezen of je enkele (') of dubbele ('') aanhalingstekens gebruikt. Maar wees consistent in het gebruik (doe hetzelfde).

  • Als iets niet serieus bedoeld is / als het woord in de zin niet de normale betekenis heeft, zet je dat ook tussen aanhalingstekens.

  • Je kunt ook op andere manieren een citaat weergeven. Je gebruikt dan geen dubbele punt en geen extra hoofdletter. Wel gebruik je aanhalingstekens.
  • ‘Ik wil naar huis,’ zei Sophie.
  • ‘De bel is al lang gegaan,’ zei Sophie, ‘nu wil ik naar huis.’
  • ‘Waarom,’ vroeg Sophie, ‘mag ik nu nog niet naar huis?’
  • ‘Weet u nu nóg niet dat ik naar huis wil?’ vroeg Sophie verbaasd.
  • ‘Ik wil nu naar huis,’ zei Sophie. ‘En denk maar niet dat ik morgen nog een keer ga nablijven!’
  • ‘Ik wil nu naar huis!’ schreeuwde Sophie.
  • ‘Ik wil naar hui-huis,’ snikte Sophie. ‘Alle andere kinderen zijn ook al weg. Hoe durft u me hier te houden.’

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Dubbele punt
Maak gebruik van een dubbele punt om een opsomming, een uitleg of een citaat in te leiden.

  • Mijn hobby’s zijn: koken, hardlopen en lezen.
  • Je kunt twee dingen doen: ruzie maken of negeren.
  • Sandra vroeg aan mij: “Zullen we vanavond samen naar de bioscoop gaan?”

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Komma (1)
De komma is bedoeld als een leespauze. Als je een pauze hoort in een zin, dan is dat de plek waar je een komma plaatst. De komma zorgt ervoor dat je de zin beter begrijpt.

Je gebruikt de komma op de volgende plekken:
  • Rustpunt in de zin. Daar waar je een duidelijke adempauze in de zin hoort, plaats je een komma. Dit is echter wel een lastig punt. Voor de een ligt het rustpunt in de zin op een andere plek dan voor de ander.
  • Tussen twee persoonsvormen in een samengestelde zin:
     Nadat ik ’s ochtends uit bed kom, drink ik altijd eerst een kopje koffie.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Komma (2)
  • Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: Daarmee wordt bedoeld dat de bijvoeglijke naamwoorden onafhankelijk van elkaar een eigenschap van het daaropvolgende zelfstandig naamwoord benoemen:
    Het lieve, schattige hondje.
  • Bij een opsomming (behalve bij het woordje ‘en’):
    Ik heb hoofdpijn, keelpijn en ik heb een loopneus.
  • Rond een bijzin die meer vertelt over het onderwerp:
    De kinderen, die allemaal erg moe waren, gingen vroeg naar bed.
  • Voor voegwoorden als: omdat, hoewel, indien, maar en want:
    Ik trek een vest aan, want ik heb het koud.
  • Voor en/of na een aanspreking: 
    Sandra, wil jij iets drinken?
    Wil jij iets drinken, Sandra?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
  • Maak opdrachten in Learnbeat

Slide 23 - Slide

Bespreek de opdracht en schrijf een aantal gemaakte samenstellingen op het brod. 
Evaluatie/Reflectie
Lesdoelen behaald?
Aan het einde van de les kun je een voltooid deelwoord herkennen en correct schrijven.
Hoe ging de les? Wat kan er anders?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Link

This item has no instructions

Slide 26 - Link

This item has no instructions

Slide 27 - Link

This item has no instructions