This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Boek is geschreven vanuit
A
enkelvoudige ik-vertelinstantie
B
meervoudige ik-vertelinstantie
C
personale vertelinstantie
D
auctoriale vertelinstantie
Slide 1 - Quiz
Welke woorden karakteriseren Salomé het beste? Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn!
A
vergevingsgezind
B
intelligent
C
kwetsbaar
D
cynisch
Slide 2 - Quiz
Wie ziet Salomé als haar grootste voorbeeld?
A
Tante Céleste
B
Haar vader
C
Haar moeder
D
Miriam
Slide 3 - Quiz
De roman is te verdelen in twee delen. Welke van deze twee delen kent relatief het meeste flashbacks?
A
eerste
B
tweede
Slide 4 - Quiz
Bekono heeft gekozen om de roman grotendeels in een jeugddetentiecentrum te laten plaatsvinden omdat Salomés innerlijke stem en reflecties beter tot zijn recht komen.
Welk literair begrip hoort hierbij?
A
structuur
B
leidmotief
C
spanning
D
setting
Slide 5 - Quiz
Op p.103 staat: Wat wil je nog meer? lijkt alles hier me te vragen. Werk gewoon hard, vraag niet waarom, doe het gewoon, zeur niet.
Welk literair begrip hoort hierbij?
A
structuur
B
leidmotief
C
spanning
D
setting
Slide 6 - Quiz
Wat is NIET kenmerkend voor Bekono's schrijfstijl?
A
korte zinnen
B
verwijzingen naar Griekse mythologie
C
poëtisch
D
sierlijke lange zinnen
Slide 7 - Quiz
Wat is het genre van het boek?
A
Ontwikkelingsroman
B
Doktersroman
C
Historische roman
D
Chicklit
Slide 8 - Quiz
Wat is centrale thema van het boek?
Slide 9 - Open question
Noem 3 voorbeelden van verwijzingen naar Griekse mythologie