15 september

Wat doen we vandaag?
  • Vragen Grammatica?
  • Bespreken Erga
  • Kosmos
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen Grammatica?
  • Bespreken Erga
  • Kosmos

Slide 1 - Slide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Opdracht 

Slide 4 - Slide

Blz. 84 en 86
Erga 1, 3, 4 en 5.

Slide 5 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1 β en γ
  •  1 ΜΟΥΣΕΙΟΝ 
  • 2 ΚΡΟΚΟΔΕΙΛΟΣ 
  • 3 ΜΕΛΩΙΔΙΑ 
  • 4 ΔΙΑΙΤΑ 
  • 5 ΨΕΥΔΩ 

Slide 6 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1 β en γ
  • 6 ΠΑΙΔΑΓΩΓΟΣ 
  • 7 ΠΟΙΗΤΗΣ 
  • 8 ΚΩΜΩΙΔΙΑ 
  • 9 ΠΑΥΣΙΣ 

Slide 7 - Slide

ΕΡΓΟΝ 1 δ
  • 1 museum 
  • 2 krokodil 
  • 3 melodie 
  • 4 dieet 
  • 5 pseudo 
  • 6 pedagoog 
  • 7 poëet 
  • 8 komedie 
  • 9 pauze

Slide 8 - Slide

ΕΡΓΟΝ 2 β en γ
  • 1 παραδεισος 
  • 2 τραυμα 
  • 3 φοινιξ 
  • 4 θεραπευτης 
  • 5 χειρουργια

Slide 9 - Slide

ΕΡΓΟΝ 2 β en γ
  • 6 παρανοια 
  • 7 νευρον 
  • 8μαγεια 
  • 9 τραγῳιδια 

Slide 10 - Slide

ΕΡΓΟΝ 2 δ
  • 1 paradijs 
  • 2 trauma
  • 3 Phoenix 
  • 4 therapeut 
  • 5 chirurgie 
  • 6 paranoia 
  • 7 neuron(en) 
  • 8 magie 
  • 9 tragedie

Slide 11 - Slide

ΕΡΓA 3 & 4
  • α klein en groot 
  • β kleine en grote o 
  • γ de kleine omikron spreek je korter uit dan de lange omega

  • ΕΡΓΟΝ 4 α en β Eigen verwerking.

Slide 12 - Slide

ΕΡΓΟΝ 5
  • α Regel twee, zes en negen. De hoge punt. 
  • β Nee: in de Nederlandse vertaling wordt dit niet weergegeven met een ; of : maar met , of . 
  • γ Het vraagteken en aanhalingstekens.

Slide 13 - Slide

Maak Ergon 6.

Slide 14 - Slide

ΕΡΓΟΝ 6 α
  • 1 ἠχω
  • 2 ὁριζων
  • 3 ὠκεανος
  • 4 αὐλη
  • 5 ὑποθηκη

Slide 15 - Slide

ΕΡΓΟΝ 6 α
  • 6 ἐνθουσιασμος
  • 7 εἰδωλον
  • 8 ἁρμονια
  • 9 οἰκονομια
  • 10 ῥοδοδενδρον

Slide 16 - Slide

ΕΡΓΟΝ β
  • 6 Ἐνθουσιασμος
  • 7 Εἰδωλον
  • 8 Ἁρμονια
  • 9 Οἰκονομια
  • 10 Ῥοδοδενδρον

Slide 17 - Slide

KOSMOS

Slide 18 - Slide

Aan het werk.
  • Leer het alphabet.
  • Leer werkboek 84 en 86. 
  • Lees Tekstboek blz. 26
  • Maak blz. 20, opdr. 14, 15, 16, 17.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 19 - Slide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 20 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 21 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 22 - Open question