Vragen maken - past tense

Past Tense - Irregular
Onregelmatige werkwoorden zijn iets moeilijker. Er is geen regel voor, je moet ze uit je hoofd leren. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2,3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Past Tense - Irregular
Onregelmatige werkwoorden zijn iets moeilijker. Er is geen regel voor, je moet ze uit je hoofd leren. 

Slide 1 - Slide

Irregular verbs
Er zijn 2 soorten werkwoorden.

Regelmatige werkwoorden
- t.t.    het hele werkwoord
- t.t.     he she it + S
- v.t.     werkwoord + ed

Onregelmatige werkwoorden
- t.t.    het hele werkwoord
- t.t      he she it + S
- v.t.     werkwoord veranderd. (p.210)


Slide 2 - Slide

Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Regelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden
He, She, It + S
Er komt ED achter in de v.t.
Het werkwoord veranderd in de v.t.
Alles wat voorbij is

Slide 3 - Drag question

Waarom is de verleden tijd met onregelmatige werkwoorden soms moeilijk?

Slide 4 - Open question

Irregular verbs
Oefenen met onregelmatige werkwoorden verleden tijd.

- juiste werkwoord invullen
- vragen maken
- ontkenningen maken

Slide 5 - Slide

Yesterday I ....... an entire bottle of Pepsi. (drink)
A
drank
B
drunk
C
drinking
D
drinked

Slide 6 - Quiz

Last week we .... a big hole for our new pool. (dig)
A
digged
B
dugged
C
digging
D
dug

Slide 7 - Quiz

My grandfather .... his first house when he was twenty years old. (build)
A
bouwde
B
builded
C
built
D
building

Slide 8 - Quiz

De verleden tijd --> blazen.

Slide 9 - Open question

De verleden tijd --> bijten

Slide 10 - Open question

The festival ..... yesterday.
(beginnen)

Slide 11 - Open question

Last year he ..... his leg during a match. (breken)

Slide 12 - Open question

Making Questions
Om vragen te maken hebben we meestal een hulpwerkwoord nodig.

T.t. hulpwerkwoord do.
V.t. hulpwerkwoord did.

t.t --> Do you like her?
v.t. --> Did you like her?

Slide 13 - Slide

Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Did he take the bus yesterday?
Does he always eat his vegetables?
Could he dance when he was young?
Could you pass the salt please?

Slide 14 - Drag question

Did he became a guitarist?
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

Did my mother teached you that?
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

Did he ..... a guitarist? (worden)

Slide 17 - Open question

Did my mother ..... you that? (leren)

Slide 18 - Open question

He brought a lot of food to the party.

Slide 19 - Open question

The whole house burnt down.

Slide 20 - Open question

Bij een vraag zit de verleden tijd in het hulpwerkwoord.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz