H6.2 Procenten

In een klas zitten 20 leerlingen. Op een dag doen er daarvan 6 online mee in de les. Hoeveel procent is dat?

Dit kunnen we berekenen met een verhoudingstabel!

Daarvoor hebben we een stappenplan.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

In een klas zitten 20 leerlingen. Op een dag doen er daarvan 6 online mee in de les. Hoeveel procent is dat?

Dit kunnen we berekenen met een verhoudingstabel!

Daarvoor hebben we een stappenplan.

Slide 1 - Slide

Vorige les: - hoe je met een verhoudingstabel iets                                 uitrekent
                    - terugblik op je huiswerk 1 t/m 10

Lesdoel: Je leert hoe je percentages berekent met een verhoudingstabel en hoe je van procent naar aantal rekent met een verhoudingstabel

Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Black Friday!

Slide 3 - Slide

Black Friday!
Het is Black Friday. Je wil een nieuwe jas kopen.
De jas was eerst €60,-. Nu krijg je 60% korting. 
Hoeveel moet je nu betalen voor de jas?

Slide 4 - Slide

Black Friday!
Het is Black Friday. Je wil een nieuwe jas kopen.
De jas was eerst €70,-. Nu krijg je 25% korting. 
Hoeveel moet je nu betalen voor de jas?

Dit kan je uitrekenen met een verhoudingstabel.

Slide 5 - Slide

Nu eerst even dit
In een klas zitten 20 leerlingen. Op een dag doen er daarvan 6 online mee in de les. Hoeveel procent is dat?

Slide 6 - Slide

In een klas zitten 20 leerlingen. Op een dag doen er daarvan 6 online mee in de les. Hoeveel procent is dat?

Dit kunnen we berekenen met een verhoudingstabel!

Slide 7 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
1. Maak een tabel. Zet linksboven aantal en daaronder percentage.

Slide 8 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
1. Maak een tabel. Zet linksboven aantal en daaronder percentage.

Slide 9 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
1. Maak een tabel. Zet linksboven aantal en daaronder percentage.
2. Vul het totale aantal in en zet het percentage 100 eronder.


Slide 10 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
2. Vul het totale aantal in en zet het percentage 100 eronder.

Slide 11 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
1. Maak een tabel. Zet linksboven aantal en daaronder percentage.
2. Vul het totale aantal in en zet het percentage 100 eronder.
3. Vul het gegeven aantal in en ga boven in de tabel via 1 naar het aantal.


Slide 12 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
3. Vul het gegeven aantal in en ga boven in de tabel via 1 naar het aantal.

Slide 13 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
1. Maak een tabel. Zet linksboven aantal en daaronder percentage.
2. Vul het totale aantal in en zet het percentage 100 eronder.
3. Vul het gegeven aantal in en ga boven in de tabel via 1 naar het aantal.
4. Bereken de ontbrekende getallen.


Slide 14 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
4. Bereken de ontbrekende getallen.

Slide 15 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
1. Maak een tabel. Zet linksboven aantal en daaronder percentage.
2. Vul het totale aantal in en zet het percentage 100 eronder.
3. Vul het gegeven aantal in en ga boven in de tabel via 1 naar het aantal.
4. Bereken de ontbrekende getallen.
5. Schrijf het antwoord op de vraag op.


Slide 16 - Slide

Stappenplan percentages berekenen
5. Schrijf het antwoord op de vraag op.

Slide 17 - Slide

Bereken met verhoudingstabel in je schrift en vul het antwoord hier in.

Slide 18 - Open question

Nu jullie!
Lees zelf de theorie 
'Hoe reken je van procenten naar aantallen met een verhoudingstabel'
en maak opdracht 16.

Hiervoor hebben jullie 4 min.
timer
4:00

Slide 19 - Slide

Nu jullie!
Vergelijk het antwoord van 
opdracht 16 met de persoon 
naast je.

Hiervoor hebben jullie 1 min.
timer
1:00

Slide 20 - Slide

Vul hier alleen het ANTWOORD op vraag 16 in.

Slide 21 - Open question

Nu ga je zelfstandig aan het werk. 
Na de huiswerkcontrole moet je in ieder geval opdracht 11 afhebben.
Daarna ga je 5 min stil aan het werk.
Daarna mag je overleggen met je buur. 

Slide 22 - Slide

Het is Black Friday. Je wil een nieuwe jas kopen.
De jas was eerst €60,-. Nu krijg je 60% korting.
Hoeveel moet je nu betalen voor de jas?
Maak in je schrift. Klaar? Maak een foto en lever in.

Slide 23 - Open question