3.1-2

H3: Warmte en energie
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, k, g, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3: Warmte en energie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Nakijken opdrachten 10 min               10 min
  • Terugblik Quiz                                            10 min
  • Uitleg Joule omrekenen                        5 min
  • Werkvorm Joule omrekenen               10 min
  • Uitleg paragraaf 3.1 deel 2                    10 min
  • Maken opdracht 16 t/m 24                    15 min

Slide 2 - Slide

3.1 Warmte opwekken 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

De branddriehoek bestaat uit
A
brandstof en ontbrandingstemperatuur
B
zuurstof, brandstof en water
C
ontbrandingstemperatuur, water en zuurstof
D
brandstof, zuurstof en ontbrandingstemperatuur

Slide 11 - Quiz

Welke voorwaarde uit de branddriehoek haal je weg als:
je een brand met schuim blust.
A
zuurstof
B
brandbare stof
C
ontbrandingstemperatuur

Slide 12 - Quiz

Welke warmtebronnen zetten chemische energie om in warmte?
A
kampvuur
B
gasoven
C
elektrische kachel
D
strijkijzer

Slide 13 - Quiz

In brandstoffen zit
.....
chemische energie
A
Wel
B
Geen

Slide 14 - Quiz

de eenheid van energie is Joule
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

500 Joule = ... kJ
A
5
B
50
C
0,005
D
0,5

Slide 16 - Quiz

20 Joule = ....kJ
A
200
B
2.000
C
0,2
D
0.02

Slide 17 - Quiz

De energie die de fietser en de elektromotor leveren, wordt gemeten in joules (J).

Hoeveel joule is 3,5 GJ?
A
3500 J
B
3 500 000 J
C
3 500 000 000 J
D
3 500 000 000 000 J

Slide 18 - Quiz

Verbrandingswarmte geeft aan hoeveel energie nodig is om een brandstof te verbranden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

De verbrandingswarmte heeft in de binas een eenheid van ...?
A
Energie per seconde
B
Joule per gram of cm3
C
Joule per uur
D
Joule per liter

Slide 20 - Quiz

v04) Wat is de verbrandingswarmte van steenkool?
A
29.000 J/g
B
16.000 J/g
C
2.900 J/g
D
1.600 J/g

Slide 21 - Quiz

eenheden voor energie 
Er zijn twee eenheden voor energie: 
  • Joule (J)
  • Kilowattuur (kWh) <-  voor elektrische energie

1 kJ   = 1000 J         = 103
1 MJ  = 1 miljoen J = 106
1 GJ   = 1 miljard J  = 109
hier vind je extra uitleg

Slide 22 - Slide

Neem over en reken uit:

3,2 kJ = .... J
0,6 MJ = ......J
4500 J = .....kJ
63.000.000 J = ....MJ
1 GJ = ..... MJ
timer
5:00

Slide 23 - Slide

Neem over en reken uit:

3,2 kJ = 3,2 x 1000 = 3200 J
0,6 MJ = 600000 J
4500 J = 4500 : 1000 = 4,5 kJ
63.000.000 J = 63000000 : 1000000 = 63 MJ
1 GJ = 1 x 1000 = 1000 MJ

Slide 24 - Slide

Pak erbij:
Bladzijde 160 in je boek

Slide 25 - Slide

energie omzetten
Bij het omzetten van energie van de ene vorm in de andere gaat er nooit energie verloren, dat wil zeggen. De hoeveelheid energie voor de energie-omzetting is precies gelijk aan de hoeveelheid energie na de energie-omzetting, dit noemt men de wet van behoud van energie!

wet van behoud van energie:


Energie voor = energie na

Slide 26 - Slide

Wet van behoud van energie
Alle energie blijft ergens. Het verdwijnt niet. Het wordt alleen omgezet in een andere energievorm. Meestal is deze "afval" energie een vorm van warmte. 
Het rendement is nooit 100%

Slide 27 - Slide

rendement
Hoe hoger het rendement van een apparaat is, des te meer energie gunstig wordt omgezet. men streeft dus altijd naar een zo hoog mogelijk rendement! Bekijk de voorbeelden hieronder en bedenk dat het gebruiken van LED lampjes dus veel energie zuiniger is dan het gebruik van gloeilampen.

Slide 28 - Slide

Duurzaam energieverbruik
Rendement geeft aan hoeveel van de toegevoerde energie gebruikt wordt voor een nuttige energiesoort.

Slide 29 - Slide

Aan de slag 
  • Wat? Maak 3.1 opdracht 16 t/m 24
  • Hoe? Binnen je groep
  • Tijd? 15 min
  • Resultaat? Klassikaal bespreken
  • Klaar? Lees blz. 167 t/m 169 en maak opdracht 25 t/m 31

timer
15:00

Slide 30 - Slide

Practicum
  • Wat? Voer practicum uit 
  • Hoe? Binnen je groep
  • Tijd? Tot einde van de les
  • Resultaat? Klassikaal bespreken
  • Klaar? Ruim op en haal een tweede practicum (mits er nog tijd is)

Slide 31 - Slide