Hoofdstuk 1, 1.3 lezen les 3 (herhaling)

Nederlands

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands!

Benodigdheden:
  • Leesboek
  • Werkboek en schrift
  • Online methode 


timer
1:30

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide


Check in?
A
groene smiley
B
oranje smiley
C
rode smiley

Slide 4 - Quiz

Programma:
  • Lezen
  • Check in
  • Terugblik vorige les
  • Zelfstandig werken weektaak
Leervragen:
  1. De drie verschillende manieren om te lezen zijn ........

  2. Het onderwerp van de tekst kan ik vinden door het beantwoorden van de vraag...

  3. Het onderwerp schrijf ik op de volgende manier op: .....

  4. Een deelonderwerp is ......

Slide 5 - Slide

              Terugblik
Vragen:
  1. Wat is het onderwerp van de tekst?

  2. Welke manier van lezen moet je toepassen om de volgende vraag te beantwoorden:
    'Wat is snapshotstudie?'  

  3. Welke alinea's horen bij het deelonderwerp 'concentratiestoornis?

  4. Geef twee voorbeelden van zwaar letsel door een ongeluk met een fatbike?
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Terugblik
Je kan de lesvragen nog niet (goed) beantwoorden.

Volg de extra uitleg van de docent door samen een opdracht te maken (opdracht 9)
Je kan de lesvragen goed beantwoorden en hebt weinig moeite opdrachten te maken.

Open zelf de weektaak in Lessonup
Open daarna de online methode en maak opdrachten volgens planning. Je mag op fluisterniveau elkaar helpen, maar kan geen vragen stellen aan de docent. 


Vragen:
  1. Registratie fatbike
    ongelukken

  2. zoekend lezen

  3. alinea 3,4,5

  4. zie alinea 2:
    gescheurde milt, alvleesklier of nieren of schade aan de hersenen. 

Slide 7 - Slide

              Terugblik
Vragen:
  1. Wat is het onderwerp van de tekst?

  2. Welke manier van lezen moet je toepassen om de volgende vraag te beantwoorden:
    'Hoeveel procent van de ondervraagde vergelijkt een fatbike met een bromfiets?'  

  3. Wat is het deelonderwerp van alinea 2?

  4. Vindt het merendeel van de ondervraagde dat fatbike gebruikters een
timer
3:00

Slide 8 - Slide

Verkennend lezen
Doel: snel een indruk krijgen van de tekst. Hierdoor weet je een beetje waar de tekst over gaat en onthoud je de rest van de tekst beter. 
Nauwkeurig lezen
Doel; de tekst helemaal lezen om hem te begrijpen. 
Zoekend lezen
Doel: In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag.
Onderwerp en deelonderwerp
Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst.

Zo vind je het onderwerp van de tekst:
• Lees de tekst verkennend.
• Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
• Het antwoord op deze vraag is het onderwerp van de tekst.
Je schrijft het onderwerp van de tekst altijd in één woord of in een paar woorden op.
Bijvoorbeeld: ‘huisdieren’ of ‘gezonde voeding’.

Een alinea gaat over een deel van het onderwerp van de tekst. Stel jezelf de vraag: Waarover gaat deze alinea? Het antwoord op deze vraag is het deelonderwerp. Soms verklapt een tussenkopje het antwoord al een beetje.
Moeilijke woordenwijzer
Signaalwoorden
In bijna elke tekst staan signaalwoorden.
Signaalwoorden geven je een teken, zodat je weet wat woorden, zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Dat noem je een tekstverband. tekstverband.

Eén van de tekstverbanden is een opsomming.
Voorbeeld: Ik heb veel hobby’s. Ten eerste game ik veel. Verder houd ik van lezen. Daarnaast sport ik twee keer per week.
De onderstreepte signaalwoorden in het voorbeeld geven je een teken dat er dingen achter elkaar opgenoemd gaan worden. Dat noem je een opsomming. Hieronder zie je nog meer woorden die je een teken geven voor een opsomming.
verband

signaalwoorden opsomming:
allereerst, ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, verder, vervolgens, tot slot

Slide 9 - Slide

Weektaak lezen
Thema 1,  1.3 Lezen (online methode)
Basisopdrachten
3-4-5-6-7-8-9-11
12-13-17 - 18- 19 -20 - 21 - 22 - 23
Controleer of je feedback hebt gekregen
Extra opdrachten
10- 16 - 
Klaaropdrachten
Lezen in leesboek
Noteer de antwoorden op de lesvragen in je schrift. 
Werk aan fictie opdrachten 1.1
huiswerk 5-9  Lezen af zijn
Verkennend lezen
Doel: snel een indruk krijgen van de tekst. Hierdoor weet je een beetje waar de tekst over gaat en onthoud je de rest van de tekst beter. 
Nauwkeurig lezen
Doel; de tekst helemaal lezen om hem te begrijpen. 
Zoekend lezen
Doel: In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag.
Onderwerp en deelonderwerp
Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst.

Zo vind je het onderwerp van de tekst:
• Lees de tekst verkennend.
• Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
• Het antwoord op deze vraag is het onderwerp van de tekst.
Je schrijft het onderwerp van de tekst altijd in één woord of in een paar woorden op.
Bijvoorbeeld: ‘huisdieren’ of ‘gezonde voeding’.

Een alinea gaat over een deel van het onderwerp van de tekst. Stel jezelf de vraag: Waarover gaat deze alinea? Het antwoord op deze vraag is het deelonderwerp. Soms verklapt een tussenkopje het antwoord al een beetje.
Moeilijke woordenwijzer
Signaalwoorden
In bijna elke tekst staan signaalwoorden.
Signaalwoorden geven je een teken, zodat je weet wat woorden, zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Dat noem je een tekstverband. tekstverband.

Eén van de tekstverbanden is een opsomming.
Voorbeeld: Ik heb veel hobby’s. Ten eerste game ik veel. Verder houd ik van lezen. Daarnaast sport ik twee keer per week.
De onderstreepte signaalwoorden in het voorbeeld geven je een teken dat er dingen achter elkaar opgenoemd gaan worden. Dat noem je een opsomming. Hieronder zie je nog meer woorden die je een teken geven voor een opsomming.
verband

signaalwoorden opsomming:
allereerst, ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, verder, vervolgens, tot slot

Slide 10 - Slide

Leervragen:

  • De drie verschillende manieren om te lezen zijn ........
  • Het onderwerp van de tekst kan ik vinden door het beantwoorden van de vraag...
  • Het onderwerp schrijf ik op de volgende manier op: 
  • Een deelonderwerp is .....



Slide 11 - Slide