> geeft aan voor wie iets bestemd is. Vaak een mens of een dier.
> begint vaak met aan of voor. Je kunt het ook weglaten of er voor zetten.
> komt vaak voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' of met 'geven'
Bijv. Ik vertel het aan mijn oma. Hij antwoordt zijn moeder. Zij belooft een brief aan haar vriend. De docent legt de som uit aan de klas. Zij overhandigt het cadeau aan haar vriendin. Hij betaalt de boete voor zijn vriend.
> Stel de vraag: Aan/voor wie + pv/wg + ow + lv?
Het antwoord is het meewerkend voorwerp (mv).