1. Gewone lidwoorden : le, la, l', les
2. In NL géén lidwoord = in Frans WEL lidwoord: delend lidwoord
ik eet brood = je mange du pain
3. Zin met delend lidwoord ontkennen wordt woordje 'de'
ik eet geen brood = je ne mange pas de pain
4. Zin met hoeveelheid er in wordt delend lidwoord 'de'
ik eet veel brood = je mange beaucoup de pain