Orientatie in de twee- en driedimensionale wereld Domein 2

Welkom!



Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Domein 2
 


1 / 33
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!



Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Domein 2
 


Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
  • Je leert vlakke figuren herkennen.
  • Je leert meetkundige begrippen, zoals evenwijdig, loodrecht en symmetrie herkennen.
  • Je leert ruimtelijke figuren herkennen.
  • Je herkent de oppervlakte en de omtrek


Slide 2 - Slide

Vlakke figuren
Een vlakke figuur is tweedimensionaal. Het vierkant, de rechthoek, de driehoek en de cirkel zijn voorbeelden van vlakke figuren.

Slide 3 - Slide

Vlakke figuren
  • Vlakke figuren hebben 2-dimensies (2D), geen diepte
  • lengte en breedte
  • oppervlakte
  • bij oppervlakte noteer je: m2, dm2, cm2, mm2)

Slide 4 - Slide

Meetkundige begrippen
Om vlakke figuren te omschrijven kun je meetkundige begrippen gebruiken, zoals:
 rond
 recht
midden
horizontaal 
evenwijdig en loodrecht.

Slide 5 - Slide

Eigenschappen figuren
Lijnen kunnen evenwijdig en loodrecht aan elkaar zijn.

Slide 6 - Slide

Loodrecht en evenwijdig
Lijnen die elkaar onder een rechte 
hoek (90°) snijden, noemen we  
loodrecht of haaks. ∟


Lijnen die dezelfde richting 
hebben en elkaar niet snijden, 
zijn evenwijdig of parallel //.

Slide 7 - Slide

 Ruimtelijkefiguren

Slide 8 - Slide

Ruimtelijke figuren
Ruimtelijke figuren zijn driedimensionaal. De piramide, de balk, de bol, de kubus, de cilinder en de kegel zijn voorbeelden van ruimtelijke figuren.

Slide 9 - Slide

Ruimtelijke figuren
  • Hebben drie dimensies (3D)
  • Lengte, Breedte, Diepte
  • Heeft een inhoud (je kunt er iets in doen)
  • Inhoudsmaten (m3, dm3, cm3, mm3) 

Slide 10 - Slide

Ruimtelijke figuren

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Wat was ook al weer lijnsymmetrisch?

Wat was ook al weer draaisymmetrisch?

Slide 13 - Slide

Lijnsymmetrie
Als twee helften elkaars spiegelbeeld zijn spreken we over lijn- of spiegelsymmetrie.
Met een spiegeltje kun je controleren of een figuur lijnsymmetrisch is. Leg het spiegeltje op de vouwlijn van de figuur. 

Zie je nu de hele figuur dan is deze figuur lijnsymmetrisch.

Slide 14 - Slide

Lijnsymmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch

Deze tuin heeft twee
spiegellijnen of 
spiegelassen.

Slide 15 - Slide

Symmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch.

Slide 16 - Slide

Symmetrie-as
Alleen het vliegtuig is lijnsymmetrisch. 

Je kan het spiegeltje op de rode vouwlijn
leggen om dit te controleren.

Deze vouwlijn noemen we de symmetrieas.

Slide 17 - Slide

Opdracht 4
Hoeveel spiegellijnen hebben onderstaande figuren?

Slide 18 - Slide

Welke vlakke figuren zie jij?
Markt Sittard

Slide 19 - Slide

Vlakke figuren

Slide 20 - Slide

Evenwijdig/parallel
Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden, die zijn 'evenwijdig/parallel'. 


De lijnen van een driehoek zullen elkaar uiteindelijk snijden...

Slide 21 - Slide

Loodrecht/haaks
Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90º) snijden noemen we 'loodrecht of haaks'. 

Kleiner dan 90º        precies 90º          Groter dan 90º

Slide 22 - Slide

Welke ruimtelijke figuren
herken je in de speelhuisjes?
A
Vierkant- driehoek- rechthoek
B
Kubus, driehoek, vierkant
C
Kubus, prisma, balk- piramide
D
Kubus- balk-piramide

Slide 23 - Quiz

Hoeveel cm2 is de oppervlakte
van het scherm van de telefoon?
A
70 +70 +150 +150 = mm
B
70 X 150 = mm
C
70 X 15 =10500 MM nu omrekenen naar cm2 = 1050 cm2
D
70 X 15 =10MM nu omrekenen naar cm2 =10,5 cm2

Slide 24 - Quiz

Oppervlakte en Omtrek

Slide 25 - Slide

Omtrek
De omtrek van een figuur is de lengte die je om een figuur heen meet. 
5 cm + 5 cm + 5 cm + 5 cm = 20 cm


Slide 26 - Slide

Omtrek en oppervlakte 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat is het?
Ieder vlak figuur heeft een omtrek en oppervlakte.
  • De omtrek is de rand die om het figuur heen past.
  • De oppervlakte is het vlak van een object dat bedekt kan worden.
 
Ruimtelijke figuren hebben geen omtrek maar wel een inhoud.
  • De inhoud is de hoeveelheid ruimte binnenin het figuur.

Het is belangrijk dat je goed kijkt naar de maateenheid en dit erbij vermeld.


Slide 29 - Slide

3 hm2 = .......    m2 : maak met je buurman zoveel mogelijk opdrachten in 1 minuut    

Slide 30 - Slide

4.2 
2.2 omtrek en oppervlakte 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

vragen?

Slide 33 - Open question