5/3 2h naamwoordelijk gezegde + soorten werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

dinsdag 18/5 3h

• 8 vragen LessonUp
  
• herhalen Grammatica woordsoorten soorten werkwoorden + naamwoordelijk gezegde

Wat voor soort werkwoord is slapen?
Mijn moeder ligt vaak te slapen na 22.00 uur.

1. hww
2. kww
3. zww

Wat is het gezegde?
Hij lijkt wel een luie kerel.

1. lijkt
2. lijkt wel een luie kerel
3. lijkt een luie kerel
4. lijkt wel

Wat voor werkwoord is schijnt?
Het schijnt een leuk meisje te zijn.

1. hww
2. zww
3. kww

Welk gezegde?

Ik word ongeduldig.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde en wat is het gezegde?
Mijn buurvrouw wordt morgen 43 jaar.

1. wg: wordt
2. ng: wordt 43 jaar
3. wg: wordt 43 jaar
4. ng: wordt morgen 43 jaar

Wat voor gezegde?
Jij zou je laptop moeten laten repareren.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Wat is het gezegde?
Joost heeft een mooi cijfer verdiend.

1. heeft
2. heeft verdiend
3. heeft een mooi cijfer verdiend

Wat is het gezegde?
De zwangere kat is bijna moeder.

1. is
2. is bijna moeder
3. is moeder
4. de zwangere kat is

3 soorten werkwoorden

1. zelfstandig werkwoord (zww): is het ww in de zin met een wwg als er maar 1 ww in de zin staat. Schuift naar achteren in de zin als er meerdere werkwoorden zijn.
2. hulpwerkwoord (hww): kan nooit alleen in de zin staan. Staat samen met een zww of kww in de zin. Is een vorm van het ww. zijn, hebben, worden (om volt.deelw. te maken) of zullen, willen, gaan, enz.
3. koppelwerkwoord (kww): is altijd een vorm van zijn, worden, lijken, schijnen, blijken, blijven. Komt alleen voor in een zin met een naamwoordelijk gezegde. Bij meerder ww. staat het achteraan in de zin.

maken

• Grammatica woordsoorten hoofdstuk 3:
• opdracht 3 en opdracht 5

Welk gezegde?

Ik word ongeduldig.

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Mijn zus is vervelend.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Het gebouw wordt afgebroken.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Mijn vriend wordt leraar.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

De leerling leest een boek.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Mijn zus is vervelend.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Volgende week wordt carnaval gevierd.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

De nieuwe leerling schijnt aardig te zijn. Wat is het NG?

1. schijnt
2. schijnt aardig te zijn
3. schijnt te zijn
4. schijnt aardig zijn

Wat is het NG in deze zin: Vanaf morgen zal mijn broer de nieuwe verdediger van ons elftal zijn.

Wat is het NG in de volgende zin: Tijdens deze lange wandeling lijkt de terugweg langer.