1HV 3.8 Grammatica woordsoorten - soorten ww deel 1




Welkom bij Nederlands op de Olympische Winterspelen 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson




Welkom bij Nederlands op de Olympische Winterspelen 

Slide 1 - Slide


100 m hardlopen
poepen aankondigen

Slide 2 - Poll

Lesdoelen

1. Oorlogsgeheimen
2. Opening Olympische Winterspelen in China
3. Terugblik zinsdelen pv - wg/ng - o - lv
2. Drie werkwoorden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Naamwoordelijk gezegde


§ 3.7 Grammatica zinsdelen

Slide 5 - Slide

Wat weet je over het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Slide


naamwoordelijk gezegde (ng)
1. Het belangrijkste werkwoord in de zin laat niet duidelijk merken wat het onderwerp doet.
2. Kijk of er een koppelwerkwoord aanwezig is: zijn, worden, blijven.
3. Je kunt de koppelwerkwoorden onderling verwisselen en de zin klopt nog.
4. Naamwoordelijk deel = Wat + pv + o? en voeg de overige werkwoorden toe.
5. In een zin met een ng staat nóóit een lijdend voorwerp (lv)
Kijk het uitlegfilmpje in Ta!ent

Slide 7 - Slide

Benoem de zinsdelen: pv, wg of ng, o, lv
1. Het programma bevat 109 onderdelen.
  
2. Freestyle skiën big air wordt een debuut.

Slide 8 - Slide

                    o                  pv+wg                lv
1. Het programma / bevat / 109 onderdelen.

                   o                                 pv+ ng            ng

2. Freestyle skiën big air / wordt / een debuut.
Uitleg

Slide 9 - Slide

Bedenk één onderschrift met een wg.
En één onderschrift met een ng.

Slide 10 - Open question

3 soorten werkwoorden


§ 3.8 Grammatica woordsoorten

Slide 11 - Slide

voorzetsel 
= vz
--> op, in, naast...
Werkwoorden
=
doe-woorden

Slide 12 - Slide

     3 werkwoorden:
1. zelfstandig werkwoord (zww)
2. koppelwerkwoord (kww)
3. hulpwerkwoord (hww)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat is het zww?
's Ochtends zingt mijn broer altijd onder de douche.

Slide 15 - Mind map

Koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven
Het kww verbindt het onderwerp met een aanvulling. 
Daarin zit een bijvoeglijk en/of een zelfstandig naamwoord.

Slide 16 - Slide


hulpwerkwoord (hww)

Een hulpwerkwoord is nodig om 
het voltooid deelwoord en het infinitief (hele werkwoord) in een zin te kunnen vormen. 

Meestal: 
hebben, zijn, worden, zullen, willen, kunnen, moeten 
Jan heeft gefietst.
Jan zal hard fietsen.












hww = heeft, zww = gefietst
hww = zal, zww = fietsen

Slide 17 - Slide

In een zin kunnen meerdere hulpwerkwoorden staan.
Het liefst zou hij nog beter willen kunnen zingen.

Slide 18 - Slide

Welke soorten werkwoorden zie je?

Hij heeft twee keer meegedaan aan Wie is de mol?.

Slide 19 - Mind map

Onderzoek het werkwoord 'blijven' in de zinnen:
- Benoem wg of ng.
- Benoem zww, kww of hww.

1. Ze is thuis gebleven.

2. Ze blijft lachen.

3. Ze is enthousiast gebleven.

Slide 20 - Slide

Onderzoek het werkwoord 'blijven' in de zinnen:
- Benoem wg of ng.
- Benoem zww, kww of hww.
1. Ze / is / thuis / gebleven.
wg = is gebleven, is = hww, gebleven = zww

2. Ze / blijft / lachen.
wg = blijft lachen, blijft = hww, lachen = zww

3. Ze / is / enthousiast / gebleven.
ng = is enthousiast gebleven, is = hww, gebleven = kww

Slide 21 - Slide

§3.8 Grammatica woordsoorten:
Opdrachten 
1 t/m 6 + 8 maken

Slide 22 - Slide

Wat?
§ 3.8 Grammatica woordsoorten: opdrachten 1 t/m 6 + 8
Hoe?
Stil alleen of samen fluisteren
Hulp?
Boek - klasgenoot - (extra uitleg) Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel
zww, kww, hww = 3 soorten werkwoorden
Klaar?
Taak week 6, Oorlogsgeheimen lezen

Slide 23 - Slide

Wat weet je nu?

Slide 24 - Slide

Wat weet je nu?

1. Oorlogsgeheimen
2. Zinsdelen: pv, wg of ng, o, lv
3. Drie soorten werkwerkwoorden: zww, kww, hww

Slide 25 - Slide

Volgende keer
Tot de volgende keer!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video