4 vmbo theorie alineaverbanden en signaalwoorden.

Welkom
Wat gaan we doen?
1- instructie signaalwoorden -  20 minuten
2- aan de slag -  25 minuten
3- afsluiten
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom
Wat gaan we doen?
1- instructie signaalwoorden -  20 minuten
2- aan de slag -  25 minuten
3- afsluiten

Slide 1 - Slide

Deze les gaat over....

alineaverbanden en signaalwoorden.
Het lesdoel = jullie herkennen alineaverbanden en kunnen de bijpassende signaalwoorden aanwijzen.


Slide 2 - Slide

Waarom moet je dit weten?
Als je alineaverbanden en signaalwoorden goed snapt, begrijp je teksten beter.
Het is examenstof, je moet dit kennen en kunnen om te kunnen slagen.

Slide 3 - Slide

Een tekst is opgebouwd uit..
zinnen en alinea's.
Deze zinnen en alinea's hebben met elkaar te maken. Ze hebben verband met elkaar. 

Slide 4 - Slide

De verbanden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Vul de zinnen maar aan....
Je hebt goed je best gedaan dus...............................
Je hebt goed je best gedaan maar............................
Je hebt goed je best gedaan en............................
Je hebt eerst goed je best gedaan daarna.................................

Slide 7 - Slide

Voorbeeld antwoorden...
Je hebt goed je best gedaan dus heb je een 10. = Conclusie
Je hebt goed je best gedaan maar je hebt de verkeerde stof geleerd. = Tegenstelling
Je hebt goed je best gedaan en ook netjes gewerkt.= opsomming
Je hebt eerst goed je best gedaan daarna ben je gaan gamen. = tijd volgorde/ chronologisch verband

Slide 8 - Slide

De verbanden herken je door ...
de signaalwoorden.

Slide 9 - Slide

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 10 - Quiz

Van welk verband is sprake; Ik ben op het feest geweest hoewel ik geen zin had.
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
oorzaak gevolg
D
reden

Slide 11 - Quiz

Van welk verband is hier sprake; De zon schijnt en het is warm.
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
oorzaak gevolg

Slide 12 - Quiz

Van welk verband is hier sprake; De zon schijnt daardoor is het warm.
A
tegenstelling
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
reden

Slide 13 - Quiz

Van welk alineaverband is er sprake; De leerlingen eten niet omdat ze 's morgens geen honger hebben.
A
tegenstelling
B
reden
C
oorzaak gevolg
D
opsomming

Slide 14 - Quiz

Van welk alineaverband is hier sprake; School zou gratis lunch moeten bieden zodat elk kind elke dag te eten krijgt,
A
opsomming
B
doel - middel
C
oorzaak - gevolg
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij een voorbeeld verband...
A
bijvoorbeeld
B
zoals
C
echter
D
zo

Slide 16 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij een reden verband..
A
eerst
B
omdat
C
daarom
D
want

Slide 17 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij een voorwaarde verband?
A
als
B
indien
C
wanneer
D
daardoor

Slide 18 - Quiz

Wat is oorzaak en gevolg? Ik heb niet gedronken daarom heb ik dorst.

Slide 19 - Open question

Wat is de tegenstelling? Het regent maar de man gaat toch wandelen.

Slide 20 - Open question

Aan de slag
Maak de opdrachten bij blokje 2.4      
( 2.9 niet) en de eindopdracht = huiswerk voor de volgende les
woensdag 2 november

Slide 21 - Slide

Ik begrijp signaalwoorden beter.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Ik heb nog extra uitleg nodig over signaalwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll