Figuurlijk taalgebruik: beeldspraak = De laatste schoolweek is net een marathon
spreekwoorden = vaststaande zin (blijft altijd hetzelfde)
Bijvoorbeeld: 'Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.'
gezegdes en uitdrukkingen = kun je aanpassen aan de zin. Bijvoorbeeld: 'Jouw broer heeft je weer een poets gebakken.'