§ 2.3 Productiekosten

§ 2.3 Productiekosten
Wat voor een kosten komen er kijken bij de productie?

Kernwoorden:
- vaste / constante kosten
- variabele kosten
- gemiddelde kosten
- marginale kosten
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§ 2.3 Productiekosten
Wat voor een kosten komen er kijken bij de productie?

Kernwoorden:
- vaste / constante kosten
- variabele kosten
- gemiddelde kosten
- marginale kosten

Slide 1 - Slide

Constante & variabele kosten
Er zijn sprake van twee soorten kosten:
- Totale constante kosten (TCK): onafhankelijk van de verkochte hoeveelheid, blijven de kosten hetzelfde. Ze zijn dus onafhankelijk van de productieomvang.
- Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten.

Slide 2 - Slide

Voorbeeld
Stel, je wilt op Koningsdag stuiterballen verkopen. Je kunt de stuiterballen inkopen voor € 0,50 per stuk. Je maakt ook een mooi reclamebord. De kosten hiervan zijn € 5,-.
Je denkt dat wanneer je een uur staat, je 50 stuiterballen kunt verkopen. Als je een uur langer staat, verkoop je iets minder dan het eerste uur, bijvoorbeeld 30.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

In het voorbeeld hierboven is er sprake van twee soorten kosten:
  • Totale constante kosten (TCK): zijn onafhankelijk van de productieomvang. In het voorbeeld zijn de TCK gelijk aan ..............................................................................................
  • Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten. In het voorbeeld zijn de totale variabele kosten ...............................................................................................

Slide 5 - Slide

In het voorbeeld hierboven is er sprake van twee soorten kosten:
- Totale constante kosten (TCK): zijn onafhankelijk van de productieomvang. In het voorbeeld zijn de TCK gelijk aan € 5,- (reclamebord)
- Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten. In het voorbeeld zijn de totale variabele kosten € 0,50 x aantal stuiterballen (inkoop)

Slide 6 - Slide

De totale kostenfunctie wordt dan: 
.................................................................................................

In dit geval is er sprake van 
lineaire totale variabele kosten, 
omdat de variabele kosten per 
product constant zijn. 
Als dit niet meer in het geval is, 
is de kostenfunctie ook niet 
lineair meer.

Slide 7 - Slide

De totale kostenfunctie wordt dan: 
TK = TVK + TCK = 0,50q + 5

In dit geval is er sprake van 
lineaire totale variabele kosten, 
omdat de variabele kosten per 
product constant zijn. 
Als dit niet meer in het geval is, 
is de kostenfunctie ook niet 
lineair meer.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Neem weer het voorbeeld van de stuiterballen verkoop op Koningsdag. 
Stel dat je ‘arbeid’ inhuurt in de vorm van je broertje die wel voor jou op de vrijmarkt wil zitten voor €15,- per uur.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Je ziet dat de kostenfunctie steeds steiler gaat lopen. Dat komt omdat er sprake is van afnemende schaalvoordelen: de kosten nemen meer dan evenredig toe met een uitbreiding van de productie. 
Je broertje kost voor elk uur extra steeds € 15, maar de extra verkoop wordt steeds lager.

Er is sprake van toenemende schaalvoordelen als de kosten minder dan evenredig toenemen met een uitbreiding van de productie.

Slide 12 - Slide

Gemiddelde kosten
De gemiddelde kosten, zijn de kosten per product (ook wel 
kostprijs genoemd). 
Dit geeft weer wat het kost om één product te maken: GTK = TK / q

Slide 13 - Slide

Voorbeeld (vervolg)
TK = 0,5q + 5

GTK = .....................................................................................

GVK = .....................................................................................

GCK = .....................................................................................

Slide 14 - Slide

Voorbeeld (vervolg)
TK = 0,5q + 5
GTK = (0,5q + 5) / q = 0,5 + 5/q
GVK = TVK / q = 0,5q / q = 0,5
GCK = TCK / q = 5/q

Slide 15 - Slide

Oefensom
Gegeven is de totale kostenfunctie: TK = 5q^2 + 20
Vul volgende tabel in:

Slide 16 - Slide

Marginale kosten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.


Slide 17 - Slide

Voorbeeld (vervolg)
Hoeveel nemen de kosten toe als de productie 
stijgt van 0 naar 1? ....
Dit zijn de marginale kosten.
Hoeveel zijn de marginale kosten 
als de productie stijgt van 1 naar 2? .....
Hoeveel zijn de marginale kosten als de productie stijgt van 5 naar 6? .....

Slide 18 - Slide

Voorbeeld (vervolg)
Hoeveel nemen de kosten toe als de productie 
stijgt van 0 naar 1? 5
Dit zijn de marginale kosten.
Hoeveel zijn de marginale kosten 
als de productie stijgt van 1 naar 2? 15
Hoeveel zijn de marginale kosten als de productie stijgt van 5 naar 6? 55

Slide 19 - Slide

Had het uitgemaakt voor de marginale kosten als de constante kosten hoger of lager hadden gelegen? 
....................................................................................................
....................................................................................................

Slide 20 - Slide

Had het uitgemaakt voor de marginale kosten als de constante kosten hoger of lager hadden gelegen? 

Nee, want de constante kosten veranderen niet met de productieomvang.

Slide 21 - Slide

Productiefunctie en marginale kosten
Dat de marginale kosten toenemen als de productie stijgt, kun je ook zien in de grafiek van TK:

Als de productie toeneemt, 
stijgt de TK-functie steeds 
harder.

Slide 22 - Slide

De marginale kosten zijn de afgeleide van de totale kosten:
TK = 5q + 20          MK = ........................
TK = 5q^2 + 20      MK = ........................

Slide 23 - Slide

De marginale kosten zijn de afgeleide van de totale kosten:
TK = 5q + 20          MK = 5
TK = 5q^2 + 20      MK = 2 x 5 x q = 10q

Slide 24 - Slide

Omslagpunten
De MK gaat altijd door het minimum van GTK.
Als er iets bijkomt wat kleiner is dan het gemiddelde, gaat het gemiddelde ...................................... . 
Als er iets bijkomt wat hoger ligt dan het gemiddelde, gaat het gemiddelde ...................................... .

Slide 25 - Slide

Omslagpunten
De MK gaat altijd door het minimum van GTK.
Als er iets bijkomt wat kleiner is dan het gemiddelde, gaat het gemiddelde omlaag . 
Als er iets bijkomt wat hoger ligt dan het gemiddelde, gaat het gemiddelde omhoog.

Slide 26 - Slide

Voorbeeld
TK = 5q^2 + 80

Slide 27 - Slide

Voorbeeld
TK = 5q^2 + 80


Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Schaalvoordelen en gemiddelde kosten
Er is sprake van toenemende schaalvoordelen als de gemiddelde kosten dalen bij een uitbreiding van de productie. Je hebt dan een kostenvoordeel als je op grotere schaal produceert.
Uiteraard is er sprake van een afnemend schaalvoordeel als de gemiddelde kosten stijgen bij een uitbreiding van de productie.

Slide 30 - Slide

Oefensom
Bekijk de productiefunctie en bijbehorende variabele kosten. 

Gegeven is 
verder dat de 
arbeidskosten  
gelijk zijn 
aan € 35.

Slide 31 - Slide

1) Hoeveel arbeidsuren zijn er nodig bij productie van 3?

2) Hoeveel arbeidsuren zijn er nodig bij productie van 4?

3) Hoeveel bedragen variabele kosten bij productie van 3?

4) Hoeveel bedragen variabele kosten bij productie van 4?

5) Hoeveel bedragen (dus) de marginale kosten als je productie uitbreid van 3 naar 4?

25
45 
25 x € 35 = € 875
45 x € 35 = € 1.575
€ 1.575 - € 875 = € 700

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video