Werkwoorden Lowan Familie en Vrienden

Werkwoorden

Lowan Familie en Vrienden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden

Lowan Familie en Vrienden

Slide 1 - Slide

hebben
Ik heb de tas.
zijn
Wij zijn op school.

Slide 2 - Slide

hebben

ik heb
jij ?
hij ?
zij heeft
wij hebben
jullie ?
zij ?
zijn

ik ben
jij ?
hij is
zij ?
wij zijn
jullie ?
zij ?

Slide 3 - Slide

heten
tellen

Slide 4 - Slide

heten

ik heet
jij heet
hij ?
zij ?
wij ?
jullie heten
zij heten
tellen

ik ?
jij telt
hij ?
zij telt
wij ?
jullie tellen
zij tellen

Slide 5 - Slide

lopen
gaan

Slide 6 - Slide

lopen

ik loop
jij ?
hij loopt
zij ?
wij lopen
jullie ?
zij ?
gaan

ik ga
jij gaat
hij ?
zij ?
wij gaan
jullie ?
zij ?

Slide 7 - Slide

luisteren
maken

Slide 8 - Slide

luisteren

ik luister
jij luistert
hij ?
zij ?
wij ?
jullie luisteren
zij ?
maken

ik maak
jij maakt
hij ?
zij ?
wij maken
jullie ?
zij maken

Slide 9 - Slide

Kies de goede woorden.

Sleep ze naar het goede vak.

Slide 10 - Slide

ik
hij
tel
heb
telt
heeft

Slide 11 - Drag question

wij
hij
gaan
heten
heet
gaat

Slide 12 - Drag question

ik
jij
maakt 
luistert
maak 
luister

Slide 13 - Drag question

jij
jullie
zijn
lopen
bent
loopt

Slide 14 - Drag question

Kies A of B!

Slide 15 - Slide

ik
A
heb
B
heeft

Slide 16 - Quiz

ik
A
luistert
B
luister

Slide 17 - Quiz

ik
A
maken
B
maak

Slide 18 - Quiz

ik
A
ben
B
zijn

Slide 19 - Quiz

jij
A
telt
B
tel

Slide 20 - Quiz

jij
A
zijn
B
bent

Slide 21 - Quiz

jij
A
maakt
B
maak

Slide 22 - Quiz

wij
A
zijn
B
is

Slide 23 - Quiz

wij
A
heeft
B
hebben

Slide 24 - Quiz

jullie
A
gaat
B
gaan

Slide 25 - Quiz

jullie
A
lopen
B
loop

Slide 26 - Quiz

Opdracht bij de spinner:

Noem de juiste vorm van het werkwoord!
Docent noemt:
ik of jij, hij, zij, wij, jullie, zij.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide