5.3-1 Stambomenonderzoek deel 1 4V 2324

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.3 Stambomenonderzoek - deel 1
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.3 Stambomenonderzoek - deel 1

Slide 1 - Slide

Inmiddels zijn al meer dan 300 afwijkingen en aandoeningen bekend die gekoppeld zijn aan het X-chromosoom. Voorbeelden zijn kleurenblindheid en bepaalde vormen van bloedstollingproblemen.

Verklaar dat jongens hier vaker last van hebben dan meisjes.

Slide 2 - Open question

Lesdoel 5.3 deel 1 
7a. Je kunt de kans uitrekenen van een bepaald genotype en/of fenotype bij nakomelingen bij een autosomaal gen met een dominant en een recessief allel
7b. Je kunt de kans uitrekenen van een bepaald genotype en/of fenotype bij nakomelingen bij  een X-chromosomaal gen met een dominant en een recessief allel
7c. Je kunt het genotype van iemand bepalen die 'drager' is van een ziekte


Slide 3 - Slide

Gregor Mendel (1822-1884)

Slide 4 - Slide

Gregor Mendel (1822-1884)
Mendel bestudeerde in het klooster door middel van kweekproeven de overerving van eigenschappen van onder andere erwten en stelde een theorie op over hoe eigenschappen zich gedragen bij overerving en kruising. Om dit te bestuderen kweekte Mendel vele jaren erwten op de binnenplaats van het klooster, waarbij hij nauwkeurig bijhield welke plant welke was, door te nummeren, en ook bijhield welke plant welke bestoof (hiertoe moest hij persoonlijk de stampers bestuiven met een penseel en de meeldraden wegknippen), en op die manier probeerde hij statistiek te bedrijven.

Slide 5 - Slide

Fenotype/ Genotype
Fenotype: beschrijving van een (zichtbare) eigenschap
Bijvoorbeeld: blond/ bruin/ zwart/ grijs haar, wel/ geen suikerziekte, koriander smaakt wel/ niet naar zeep, kleurenblind/ kleurenziend, bloedgroep A/B/AB/0
Dit geldt ook bij eigenschappen die alleen door de genen worden bepaald!

Genotype: beschrijving van de aanwezige allelen

Slide 6 - Slide

Dominant/recessief
Plant                                        Plant 1                                 Plant 2                               Plant 3
Erwtkleur (fenotype)        Groen                                  Groen                                  Geel
Genotype
Erwtenplanten kunnen groene of gele erwten hebben

Slide 7 - Slide

Bij de fruitvlieg is het allel voor grijze lichaamskleur (G) dominant over het allel voor zwarte lichaamskleur (g).

Welke genotypes zijn er en welke fenotypes?

Slide 8 - Open question

Kruisingen
We gaan kijken wat er gebeurt als je twee ouders met een bepaald genotype en fenotype met elkaar kruist.

Als je bij zo'n kruising maar op 1 gen/ eigenschap let noem je het een monohybride kruising.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

G en G                        g en g

Slide 11 - Slide

Kruisingsschema
Maak een tabel bij de rijen de allelen in de geslachtscellen van de ene ouder en bij de kolommen de allelen in de geslachtscellen van de andere ouder.

Slide 12 - Slide

G en G                        g en g
G
g                   Gg

Slide 13 - Slide

G en G                        g en g
G
g                   Gg
Groen

100% Gg

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg

 

Slide 16 - Slide

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 

Slide 17 - Slide

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 
                  G            g
G
g

Slide 18 - Slide

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 
                  G            g
G              GG         Gg
g               Gg         gg

Slide 19 - Slide

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 
                  G            g
G              GG         Gg
g               Gg         gg
Groen     3/4  


Geel        1/4

Slide 20 - Slide

Begrippen
P generatie: de beide ouders
F1 generatie: de kinderen van de P generatie
F2 generatie: de kinderen bij doorkruisen van de individuen van de F1 generatie.

Slide 21 - Slide

Onthouden!
Een verhouding 3:1 of 75%/25% van een eigenschap in de nakomelingen wijst altijd op een kruising van 2 heterozygote ouders.


Slide 22 - Slide

Onthouden!
Zijn de fenotypes van alle (veel!) nakomelingen in een kruising gelijk aan elkaar en maar aan één van de ouders dan is er sprake van een kruising van een homozygoot dominante en een homozygoot recessieve ouder. De nakomelingen hebben het dominante fenotype en zijn heterozygoot.
Bij mensen kun je dit niet hanteren, het aantal nakomelingen is daarvoor te klein.


Slide 23 - Slide

Oefenvraag
De haarkleur bij ratten wordt bepaald door een gen dat niet X-chromosomaal is. Men kruist een zwarte en een witte rat. Alle nakomelingen blijken zwart te zijn. Een van deze zwarte nakomelingen wordt gekruist met de witte ouder. Welke fenotypen verwacht je dan bij de nakomelingen van deze laatste kruising en in welke verhouding komen ze voor?



Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Twee tomatenplanten (allemaal met paarse bloemen) krijgen 75 nakomelingen met paarse bloemen en 25 nakomelingen met witte bloemen. Wat weet je dan over de genotypes van de ouderplanten?

Slide 26 - Open question

Twee tomatenplanten (eentje met grote bladeren en eentje met kleine bladeren) krijgen allemaal nakomelingen met kleine bladeren.
Wat weet je dan over de genotypes van de ouderplanten?

Slide 27 - Open question

Stamboom
In een stamboom let je goed op de legenda.
           
            Man


            Vrouw

Slide 28 - Slide

Stamboom
Kun je uit de stamboom achterhalen welk allel dominant is?

Slide 29 - Slide

Onthouden!
Om te zoeken naar welk allel dominant is:
Ga op zoek in de stamboom naar een kind met een afwijkend fenotype dan beide ouders.
Je weet dan de genotypes van ouders (Aa) en kind (aa).

Slide 30 - Slide

X-chromosomale overerving
Allelen op het X chromosoom erven anders over omdat een man maar 1 X chromosoom heeft.
  • Mannen met 1 recessief allel hebben meteen de recessieve eigenschap
  • Mannen erven X chromosomale eigenschappen altijd van hun moeder over
  • Vrouwen erven altijd het X chromosoom van hun vader
Notatie: XA en Xa

Slide 31 - Slide

X chromosomaal?

Slide 32 - Slide

Genetische afwijkingen
Genetische ziekten zijn vaak (maar niet altijd!) recessief en komen alleen tot uiting bij een homozygoot recessief individu.
Sommige afwijkende allelen zijn juist dominant, dwz hebben een afwijkende werking die sterker is dan de normale werking.
Bijvoorbeeld de erfelijke aanleg voor darmkanker.



Slide 33 - Slide

Drager
Een heterozygoot individu heeft het dominate fenotype maar is wel drager van het recessieve allel (die een ziekte veroorzaakt).
Kan dus wél het recessieve allel doorgeven en zorgen voor recessieve fenotype in de voldoende generatie (dus de ziekte doorgeven).

Slide 34 - Slide

Onthouden!
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante vaders altijd dominante
dochters hebben. 
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante zoons altijd een dominante
moeder hebben. 
-Is er een zoon die een ander fenotype heeft dan moeder en/ of een dochter die een ander fenotype heeft dan vader: het X allel van de zoon/ vader is recessief.

Slide 35 - Slide

Lesdoel 5.3 deel 1 
7a. Je kunt de kans uitrekenen van een bepaald genotype en/of fenotype bij nakomelingen bij een autosomaal gen met een dominant en een recessief allel
7b. Je kunt de kans uitrekenen van een bepaald genotype en/of fenotype bij nakomelingen bij een X-chromosomaal gen met een dominant en een recessief allel
7c. Je kunt het genotype van iemand bepalen die 'drager' is van een ziekte


Slide 36 - Slide

Huiswerk
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak opdrachten 25, 26, 27, 28 
 van 5.3

Slide 37 - Slide