This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Doelen voor vandaag
Alles dreht sich um die Frage:
?? ??
Hört das Lied
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Was verstehst du? Wat vraagt hij zich af ....
Slide 3 - Mind map
Warum? => Darum ...
Je leert hier welke de meest belangrijke signaalwoorden zijn die in een tekst een reden of oorzaak aangeven.
We noemen ze ook wel causale verbindingswoorden. Nederlandse causale verbindingswoorden zijn
bv. omdat, want, namelijk, daarom
Slide 4 - Slide
Kennst du omdat auf Deutsch?
A
weil
B
denn
C
darum
D
nämlich
Slide 5 - Quiz
Wat betekent 'der Grund'?
A
de grond
B
de oorzaak
C
de reden
D
de conclusie
Slide 6 - Quiz
Wat betekent 'denn' in het NL?
A
dan
B
desondanks
C
toch
D
want
Slide 7 - Quiz
Warum?
● Je krijgt vaak vragen naar de reden/redenen of oorzaak bij de examenteksten. ● Dit kan heel direct met een ‘Warum?’ of Weshalb? Wieso? – vraag zijn
Slide 8 - Slide
Warum? Wieso? Weshalb?
of
● of er staat bijvoorbeeld “Was istder Grund für …? = wat is de reden voor ….? of je moet zelfs naar meerdere redenen zoeken: Was sind die Gründe für …. = wat zijn de redenen voor…. (dan komt er nog een soort opsomming bij) ● Of er wordt naar Ursache / Ursachen gevraagd.
Slide 9 - Slide
Warum? Wieso? Weshalb?
● Vrijwel altijd wordt dit verband in de teksten duidelijk gemaakt door een signaalwoord. ● De strategie is dus in dit geval naar signaalwoorden te zoeken in het betreffende stukje tekst die een reden aangeven . Daar vind je het antwoord!
Slide 10 - Slide
Warum? Wieso weshalb?
weil
denn
schließlich
nämlich
darum, deswegen, deshalb
Slide 11 - Slide
Text 13 Spijbelen =´schwänzen'
10 Minuten für den Text und die Aufgabe:
Waarom wil men in Duitsland een eind maken aan spibelen?