This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Quiz hoofdstuk 12 BOA
Slide 1 - Slide
Je mag, als je daarvoor bevoegd bent, fouilleren voor waarheidsvinding en identiteit. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Fouillering tot waarheidsvinding richt zich op: A: Inbeslagname van vatbare zaken. B: Vinden van sporen op het lichaam. Wat is juist?
A
A is juist
B is onjuist
B
A is onjuist
B is juist
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist
Slide 3 - Quiz
Onderzoek aan kleding mag altijd als de verdachte is aangehouden en de opsporingsambtenaar is bevoegd. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Bij onderzoek aan kleding mag de opsporingsambtenaar in de rugzak kijken die de verdachte bij zich heeft. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Bij onderzoek aan het lichaam kan de OvJ (het bevel geven om) in de volgende lichaamsopeningen van de verdachte te kijken:
A
Alleen de mond en neus
B
Alle lichaamsopeningen
C
Alle lichaamsopeningen in het bovenlichaam
D
Alle lichaamsopeningen in het onderlichaam
Slide 6 - Quiz
De HOvJ kan bepalen dat de verdachte in het lichaam moet worden onderzocht. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Onderzoek in het lichaam moet worden gedaan door een arts in een besloten ruimte. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Bij een ID-fouillering moet de verdachte: A: Zijn staande gehouden B: Zijn aangehouden. Wat is goed?
A
A en B zijn goed
B
A en B zijn beide fout
C
A is goed
B is fout
D
A is fout
B is goed
Slide 9 - Quiz
Een ID-fouillering mag altijd in het openbaar. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
De verdachte stapt net uit de auto en loopt weg. Na staande houding geeft hij geen ID en na vordering geen inzage in zijn ID-bewijs. Mag je in dit geval ook in zijn auto zoeken bij een ID-fouillering?