Spaans oefenen voor TW1

Hola
práctica para la semana de exámenes
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hola
práctica para la semana de exámenes

Slide 1 - Slide

Wat?
opdrachten om te oefenen...

Slide 2 - Slide

praticamos la pronuniciación

Slide 3 - Slide

trabalenguas
Cuando cuentos ceuntos,
ceunta cuántos cuentos cuentas,
porique si no cuentas cuentos cuentos cuentas,
nunca sabrás cuántos cuentos cuentas tú...

(alsje verhalen vertelt, tel dan hoeveel herhalen je telt, want als je geen verhalen telt, zul je nog weten hoeveel verhalen je vertelt...)

Slide 4 - Slide

trabalenguas

La piscina municipal está en pésimas condiciones

(Het openbare zwembad is in een goede staat)


Slide 5 - Slide

trabalenguas
Papá pon pan para Pepín

(Papa maakte brood voor Pepín)

Slide 6 - Slide

unidad 1
woordjes + zinnen leren unidad 1

Slide 7 - Slide

unidad 1 
lidwoorden
woordjes + zinnen 
enkelvoud & meervoud

Slide 8 - Slide

Zet de woorden op de goede plaats
mannelijk
vrouwelijk
el chico
el balón

la casa
la silla
el borrador
la ventana

Slide 9 - Drag question

zet het woord in het enkelvoud
los niños

Slide 10 - Open question

zet het woord in het meervoud
el profesor

Slide 11 - Open question

plaats de zelfstandig naamwoorden bij het juiste lidwoord (als je het niet weet druk dan op het icoontje)
el = mannelijk la = vrouwelijk los = m mv las = v mv
el
los
la
las
profesora
 silas
música
carpetas
diccionario
 libro
bolígrafos
 alumos

Slide 12 - Drag question

maak het woord vrouwelijk
el studiante

Slide 13 - Open question

maak het woord mannelijk
la alumno

Slide 14 - Open question

Leer de woorden + zinnen van unidad 2

Slide 15 - Slide

unidad 2
werkwoord 'ser'
werkwoord 'llamarse'
getal 1 t/m 100
bijvoeglijk naamwoorden
woorden & zinnen
aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Slide

koppel de juiste kaartjes bij elkaar. (weet je het niet? druk dan op het icoontje)
yo = ik Tu = jij Él/ella/usted = hij/zij/u Nosotros/nosotras = wij Vosotros/vosotras = jullie Ellos/ellas/ustedes = zij (mv) u (mv)
Yo
Él, ella, usted
Nosotros, nosotras 
Vosotros, vosotras 
Ellos, ellas, ustedes
u (mv)
  ik
zij (mv)
  jij
 hij
jullie
 u
 wij
 zij

Slide 17 - Drag question

het werkwoord 'heten'
          me llamo
           ik heet
          te llamas
           jij heet
          se llama
       hij/zij/u heten

Slide 18 - Slide

het werkwoord 'ser' (weet je het niet? druk dan op het icoontje)
yo soy 
tu eres
el/ella/usted es
nosotros somos
Vosotros sois
ellos/ellas/ustedes son
yo
él/ella/
usted
nosotros
nosotras
vosotros
vosotras

ellos/ellas/
ustedes

soy
eres
 es
somos
 sois
 son

Slide 19 - Drag question

aanwijzend voornaamwoorden
dichtbij
dit & deze
este (m), esta (v) (enkelvoud) estos (m), estas (v) (meervoud)
verder weg
die & dat
ese (m), esa (v) (enkelvoud) esos (m), esas (v) (meervoud)

Slide 20 - Slide

schrijf het getal op in het Spaans
49

Slide 21 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
15

Slide 22 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
35

Slide 23 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
76

Slide 24 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
100

Slide 25 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
4

Slide 26 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
20

Slide 27 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
87

Slide 28 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
54

Slide 29 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
64

Slide 30 - Open question

schrijf het getal op in het Spaans
25

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide