LITERATUURGESCHIEDENIS - 19DE EEUW (II)

LITERATUURGESCHIEDENIS - 19DE EEUW (II)
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

LITERATUURGESCHIEDENIS - 19DE EEUW (II)

Slide 1 - Slide

Wat is typisch voor Nederlandse literatuur in de 19de eeuw?

Slide 2 - Mind map

Waarin vluchten schrijvers in de 19de eeuw?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

DE ZELFMOORDENAAR

In het diepst van het woud
- 't Was al herfst en erg koud -
Liep een heer in zijn eentje te dwalen.
Och, zijn oog zag zo dof!
En zijn goed zat zo slof!
En hij tandknerste, als was hij aan 't malen.

"Ha!" dus riep hij verwoed,
"'k Heb een adder gebroed,
Neen, erger, een draak aan mijn borst hier!"
En hij sloeg op zijn jas,
En hij trapte in een plas;
't Spattend slik had zijn boordjes bemorst schier.







En meteen zocht zijn blik
Naar een eikentak, dik
Genoeg om zijn lichaam te torsen.
Daarna haalde hij een strop
Uit zijn zak, hing zich op,
En toen kon hij zich niet meer bemorsen.

Het werd stil in het woud
En wel tienmaal zo koud,
Want de wintertijd kwam. En intussen
Hing maar steeds aan zijn tak,
Op zijn dode gemak,
Die mijnheer, tot verbazing der mussen.


Slide 14 - Slide

En de winter vlood heen,
Want de lente verscheen,
Om opnieuw voor de zomer te wijken.
Toen dan zwierf — 't was erg warm -
Er een paar arm in arm
Door het woud. Maar wat stond dát te kijken!

Want, terwijl het, zo zacht
Kozend, voortliep en dacht:
Hier onder deez' eik is 't goed vrijen,
Kwam een laars van de man,
Die daar boven hing, van
Zijn reeds lang verteerd linkerbeen glijen.
"Al mijn leven! van waar
Komt die laars?" riep het paar,
En werktuigelijk keek het naar boven.
En daar zag het met schrik
Die mijnheer, eens zo dik
En nu tot een geraamte afgekloven.

Op zijn grijnzende kop
Stond zijn hoed nog rechtop,
Maar de rand was er af. Al zijn linnen
Was gerafeld en grauw.
Door een gat in zijn mouw
Blikten mieren en wurmen en spinnen.

Slide 15 - Slide

Zijn horloge stond stil,
En één glas van zijn bril
Was kapot en het ander beslagen.
Op de rand van een zak
Van zijn vest zat een slak,
Een erg slijmrige slak, stil te knagen.


In een wip was de lust
Om te vrijen geblust
Bij het paar. Zelfs geen woord dorst het te spreken.
't Zag van schrik zó spierwit
Als een laken, wen dit
Reeds een dag op het gras ligt te bleken.

Slide 16 - Slide

IK VIND DIT GEDICHT
Absoluut niet grappig
niet grappig
grappig
ontzettend grappig

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

3

Slide 20 - Video

00:59
Wat heeft dit boek te maken met een "camera obscura"?
A
Hij maakt letterlijk een afbeelding (foto) van zijn tijdsgenoten
B
Hij portretteert zijn tijdsgenoten maar "op zijn kop", en overdrijft wat

Slide 21 - Quiz

01:44
Is de Camera Obscura één lange roman?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

02:44
Hoe maakt Beets zijn verhalen humoristisch?
A
Door zijn personages te herleiden tot "flat characters"
B
Door ironisch taalgebruik
C
allebei

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Maak een poster over literatuur in de 19de eeuw!
romantiek - emo/ratio - Weltschmerz - Sehnsucht - vluchten in natuur, humor, roemrijk verleden, exotische landen, religie, mysterieuze - Max Havelaar (Multatuli) - Camera Obscura (Hildebrand) - Guido Gezelle - Bilderdijk - Piet Paaltjens - De Leeuw van Vlaanderen (Hendrik Conscience) -

Slide 31 - Slide