Afsluiting en vooruitblik -> na de vakantie een SO over stijlfiguren
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Programma
10 minuten lezen
Even herhalen
Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 2
Afsluiting en vooruitblik -> na de vakantie een SO over stijlfiguren
Slide 1 - Slide
10 minuten lezen
Slide 2 - Slide
Deze stijlfiguur gebruik je om minder hard over te komen.
Deze stijlfiguur gebruik je om iets af te zwakken.
Deze stijlfiguur gebruik je als je overdrijft.
Dit is een vorm van een understatement, waarbij je het tegenovergestelde ontkent.
Hyberbool
Understatement
Litotes
Eufemisme
Slide 3 - Drag question
Toelichting
Een voorbeeld van een eufemisme is: heengaan of weggaan voor sterven; het kleinste kamertje voor de wc enzovoort. Door een eufemisme verandert de inhoud van de mededeling niet wezenlijk; alleen de stijl verandert.
Een understatement drukt de mededeling inhoudelijk weliswaar minder sterk uit, maar werkt versterkend.
Een voorbeeld van een understatement is: De Duitsers waren in 1940 in ons land niet welkom.
Slide 4 - Slide
Soms zijn je vrienden een groter gevaar dan je vijanden
A
paradox
B
ironie
C
tegenstelling
D
opsomming
Slide 5 - Quiz
Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
A
Paradox
B
Antithese
Slide 6 - Quiz
Tot welke categorie behoort het stijlfiguur repetitio?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen
Slide 7 - Quiz
Tot welke categorie behoort het stijlfiguur hyperbool?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen
Slide 8 - Quiz
Tot welke categorie behoort het stijlfiguur tricolon?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen
Slide 9 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Ik heb het bed, de kamer en het huis verlaten.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
tricolon
D
climax
Slide 10 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Ik ben in een seconde terug.
A
understatement
B
repetitio
C
anafoor
D
hyperbool
Slide 11 - Quiz
Doel: Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je zin een tekst kunt inzetten.
Slide 12 - Slide
Tegenstellingen en ontkenningen
antithese (= samenvoeging van tegengestelde woorden) Heel veel vakantie, voor heel weinig geld!
paradox (= schijnbare tegenstelling) Roeien is een sport waarbij je, als je hard traint, snel achteruit gaat.
litotes (= omschrijving van een woord door het ontkennen van het tegenovergestelde) Mediamarkt, ik ben toch niet gek!
Slide 13 - Slide
Tegenstellingen en ontkenningen
retorische vraag (= een vraag waar het antwoord al in de vraag zit en het niet de bedoeling is dat er een antwoord gegeven wordt) Hoe vaak moet ik het nu nog zeggen?
chiasme (kruisstellling) (= in een tegengestelde volgorde plaatsen van overeenkomstige elementen in twee zinnen/zinsdelen) Je moet niet leven om te werken, maar werken om te leven.
Slide 14 - Slide
Welk stijlfiguur?
Wij bieden de grootste cadeaus voor de kleinste prijzen aan.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag
Slide 15 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Dat was niet erg slim van je!
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag
Slide 16 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Naarmate de kennis toeneemt, weet men steeds minder.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme
Slide 17 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Hebben we u ooit de verkeerde kant op gestuurd?
A
retorische vraag
B
paradox
C
litotes
D
antithese
Slide 18 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Voetballen is simpel. Het moeilijkste wat er echter is, is simpel voetballen.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme
Slide 19 - Quiz
Spot
ironie (= milde spot: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt) Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik vast ben begonnen.
sarcasme ( = bijtende spot: bedoeld om te kwetsen) Ga vooral zo door, dan kom je er wel.
cynisme (= verbitterde spot: niet meer gevolgen in goede bedoelingen) Ik kan beter een stel apen gaan les geven. Die snappen het nog eerder.
Slide 20 - Slide
Welk stijlfiguur?
Specialist: "Eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden."
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 21 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Je hebt je zaken wel goed geleerd, moet ik zeggen!
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 22 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Je bent helemaal klaar voor het Eurovisiesongfestival.
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 23 - Quiz
De gemeente Amsterdam gebruikte lange tijd een stijlfiguur als slogan voor de stad. Dit stijlfiguur heet een apokoinou. Leg met behulp van de foto uit wat een apokoinou is.
Slide 24 - Mind map
Bedenk een reclameslogan voor de nieuwe frisdrank Sparklez. Gebruik een stijlfiguur uit deze les (antithese, paradox, litotes, retorische vraag, chiasme).
Slide 25 - Open question
Welk stijlfiguur?
Nimmer noch gingen gouden ogen zo ver in het blinkende woud hurken de rovers
A
ironie
B
hyperbool
C
apokoinou
D
climax
Slide 26 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Daar ben ik niet blij mee.
A
sarcasme
B
litotes
C
repetitio
D
anticlimax
Slide 27 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Zonder mij zonder mij uit zonder mij uit tot huid zonder u uit tot huid zonder mij zonder mij uit