This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Taalverzorging H3 Stijlfiguren 2
Welkom V3T
Slide 1 - Slide
Programma
Leerwerkcheck taalverzorging 1, 2 en 3 (deel 1)
Taalverzorging 3 Stijlfiguren deel 2
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
10 minuten lezen
Slide 3 - Slide
Bij welke woorden moet je extra opletten met betrekking tot de spellingcontrole?
A
bijvoeglijke naamwoorden
B
homoniemen
C
samenstellingen
D
synoniemen
Slide 4 - Quiz
Welke foute formulering ziet de spellingcontrole niet?
A
incongruentie
B
samengestelde zinnen
C
beknopte bijzin
D
samentrekking
Slide 5 - Quiz
Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.
Wordt jij nou nooit eens moe van al dat gamen?
Slide 6 - Open question
Leg uit welke fout er gemaakt wordt en waarom de spellingcontrole het niet als fout herkent.
Ik zou niet naar die auto garage gaan, ze leveren daar slechte service.
Slide 7 - Open question
Stijlfiguur
Een stijlfiguur is een 'vaste vorm' om iets onder woorden te brengen, met de bedoeling nog meer nadruk te leggen op wat je wilt zeggen.
Slide 8 - Slide
Herhalingen en opsommingen
repetitio (= herhaling) Als je woordjes van Engels wilt kennen, moet je herhalen, herhalen en nog eens herhalen.
anafoor (= herhaling zelfde woord of woordgroep aan het begin van zinnen/zinsdelen) Niemand zag iets, niemand deed iets, niemand wist iets.
tricolon (drieslag) (= opsomming in drieën) Ziek, zwak en misselijk.
Slide 9 - Slide
Herhalingen en opsommingen
climax (= serie van tekstelementen waarvan de inhoud steeds sterker wordt) Dat wordt lachen, gieren, brullen.
anticlimax (= in een reeks is de laatste stap een 'tegenvaller') Of ik van sporten hou? Vechtsporten, wielrennen, hardlopen, volleybal, ik vind er niets aan!
Slide 10 - Slide
Overdrijvingen en nuanceringen
eufemisme (= verzachtende uitdrukking) Dat is een hele uitdaging!
hyperbool (= sterke overdrijving) Ik mag ook nooit iets!
understatement (parabool) (= afgezwakte uitdrukking) President Trump heeft wel wat te besteden!
Slide 11 - Slide
Welk stijlfiguur? Dit is echt de allerlekkerste soep die ik ooit gegeten heb!
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 12 - Quiz
Welk stijlfiguur? De verzekeraar ontsloeg drieduizend medewerkers en noemde dit 'herziening organisatiestructuur'.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 13 - Quiz
Welk stijlfiguur? Hitler was een stoute jongen.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 14 - Quiz
Welk stijlfiguur? Hij blies gisteravond zijn laatste adem uit.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 15 - Quiz
Welk stijlfiguur? Wat kun je doen in die paar tellen dat een mensenleven duurt.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 16 - Quiz
Welk stijlfiguur? Ik heb een eeuw staan wachten.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
Slide 17 - Quiz
Tot welke categorie behoort het stijlfiguur repetitio?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen
Slide 18 - Quiz
Tot welke categorie behoort het stijlfiguur hyperbool?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen
Slide 19 - Quiz
Tot welke categorie behoort het stijlfiguur tricolon?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen
Slide 20 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Ik heb het bed, de kamer en het huis verlaten.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
tricolon
D
climax
Slide 21 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Ik ben in een seconde terug.
A
understatement
B
repetitio
C
anafoor
D
hyperbool
Slide 22 - Quiz
Doel: Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je zin een tekst kunt inzetten.
Slide 23 - Slide
Tegenstellingen en ontkenningen
antithese (= samenvoeging van tegengestelde woorden) Heel veel vakantie, voor heel weinig geld!
paradox (= schijnbare tegenstelling) Roeien is een sport waarbij je, als je hard traint, snel achteruit gaat.
litotes (= omschrijving van een woord door het ontkennen van het tegenovergestelde) Mediamarkt, ik ben toch niet gek!
Slide 24 - Slide
Tegenstellingen en ontkenningen
retorische vraag (= een vraag waar het antwoord al in de vraag zit en het niet de bedoeling is dat er een antwoord gegeven wordt) Hoe vaak moet ik het nu nog zeggen?
chiasme (kruisstelling) (= in een tegengestelde volgorde plaatsen van overeenkomstige elementen in twee zinnen/zinsdelen) Je moet niet leven om te werken, maar werken om te leven.
Slide 25 - Slide
Welk stijlfiguur?
Wij bieden de grootste cadeaus voor de kleinste prijzen aan.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag
Slide 26 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Dat was niet erg slim van je!
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
retorische vraag
Slide 27 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Naarmate de kennis toeneemt, weet men steeds minder.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme
Slide 28 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Hebben we u ooit de verkeerde kant op gestuurd?
A
retorische vraag
B
paradox
C
litotes
D
antithese
Slide 29 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Voetballen is simpel. Het moeilijkste wat er echter is, is simpel voetballen.
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
chiasme
Slide 30 - Quiz
Spot
ironie (= milde spot: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt) Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik vast ben begonnen.
sarcasme ( = bijtende spot: bedoeld om te kwetsen) Ga vooral zo door, dan kom je er wel.
cynisme (= verbitterde spot: niet meer gevolgen in goede bedoelingen) Ik kan beter een stel apen gaan les geven. Die snappen het nog eerder.
Slide 31 - Slide
Welk stijlfiguur?
Specialist: "Eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden."
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 32 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Je hebt je zaken wel goed geleerd, moet ik zeggen!
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 33 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Je bent helemaal klaar voor het Eurovisiesongfestival.
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 34 - Quiz
De gemeente Amsterdam gebruikte lange tijd een stijlfiguur als slogan voor de stad. Dit stijlfiguur heet een apokoinou. Leg met behulp van de foto uit wat een apokoinou is.
Slide 35 - Mind map
Bedenk een reclameslogan voor de nieuwe frisdrank Sparklez. Gebruik een stijlfiguur uit deze les (antithese, paradox, litotes, retorische vraag, chiasme).
Slide 36 - Open question
Welk stijlfiguur?
Nimmer noch gingen gouden ogen zo ver in het blinkende woud hurken de rovers
A
ironie
B
hyperbool
C
apokoinou
D
climax
Slide 37 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Daar ben ik niet blij mee.
A
sarcasme
B
litotes
C
repetitio
D
anticlimax
Slide 38 - Quiz
Welk stijlfiguur?
Zonder mij zonder mij uit zonder mij uit tot huid zonder u uit tot huid zonder mij zonder mij uit