les 15

Programme
  • huiswerk nakijken/vragen?
  • terugblikken 



Doel van vandaag:
  • Les adjectifs: herhalen
  • aimer: herhalen
  • les chiffres 100+: herhalen en oefenen
  • nieuwe stof: richting geven
  • huiswerk 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransBeroepsopleiding

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programme
  • huiswerk nakijken/vragen?
  • terugblikken 



Doel van vandaag:
  • Les adjectifs: herhalen
  • aimer: herhalen
  • les chiffres 100+: herhalen en oefenen
  • nieuwe stof: richting geven
  • huiswerk 

Slide 1 - Slide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Slide 2 - Slide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Volgorde: Na het zelfstandig naamwoord.

Le chat gris mange.
C'est une maison fantastique.

Maar: bon mauvais nouveau grand gros petit vieux jeune joli haut long staan VOOR het zelfstandig naamwoord.

Slide 3 - Slide

maken opdrachten kopie

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Les nombres 100-1000

Dit lijkt moeilijk, maar is eigenlijk heel makkelijk
: Na 100 begin je gewoon opnieuw te tellen:
100 = cent
101 = cent un
112 = cent douze
119 = cent dix-neuf
143 = cent quarante-trois

200 = deux cents
1 = un
201 = deux cents un

900 = neuf cents
57 = cinquante-sept
957 = neuf cents cinquante-sept

1000 = mille
300= trois cents
400= quatre cents
500= cinq cents
600= six cents
700= sept cents
800= huit cents
900= neuf cents
1000= mille
2000= deux mille
3000= trois mille


Slide 6 - Slide

maken tekstboek
opdracht 6 b 47

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Découvrir Paris

Slide 9 - Slide

Métro-boulot-dodo
Franse dagelijks sleur (vooral in Parijs)
Métro 
boulot = bureau (werk)
dodo = dormir (slapen)

Slide 10 - Slide

C'est quoi cet endroit? 

Slide 11 - Slide

Hoe heet dit gebouw?
A
La tour Eiffel
B
Notre dame de Paris
C
Pompidou
D
Versailles

Slide 12 - Quiz

Hoe heet dit gebouw?
A
Taj mahal
B
sacré coeur
C
Panthéon
D
Sorbonne

Slide 13 - Quiz

Welke rivier is dit?
A
Le Rhin
B
La Garonne
C
La Seine
D
La Mass

Slide 14 - Quiz

Hoe heet dit gebouw?
A
Le Pompidou
B
Musée d'Orsay
C
Le Versailles
D
Le Louvre

Slide 15 - Quiz

Hoe heet dit monument?
A
Champs-Elysées
B
La Tour Eiffel
C
L'Arc de Triomphe
D
Les magasins

Slide 16 - Quiz

Hoe heet dit gebouw?
A
Centre Pompidou
B
Ecole militaire
C
Sorbonne
D
Moulin Rouge

Slide 17 - Quiz

Hoe heet dit gebouw?
A
Château Chantilly
B
Château Meiland
C
Château de Fontainbleau
D
Château de Versailles

Slide 18 - Quiz

La direction

Slide 19 - Slide

0

Slide 20 - Video


À droite !!!

À gauche

Tout droit !!!

Slide 21 - Slide

oú?
devant: voor
sous: onder
à coté de: naast
entre: tussen
sur: boven/op
derrière: achter

Slide 22 - Slide



Traversez la rue

Steek de straat/het plein over.

Traversez la place

Slide 23 - Slide

C’est quelle direction?

A
à gauche
B
à droite
C
tout droit
D
là-bas

Slide 24 - Quiz

C’est quelle direction?
A
à gauche
B
tout droit
C
à droite
D
loin

Slide 25 - Quiz

Qu'est qu'elle fait ?
A
Lire
B
traverser la rue
C
traverser la place
D
jouer à la console

Slide 26 - Quiz

Traduis:
het is rechtdoor

Slide 27 - Open question

Traduis:
u steekt de straat over

Slide 28 - Open question

Traduis:
het is dichtbij

Slide 29 - Open question

Traduis:
het is de vijfde straat naar rechts

Slide 30 - Open question

maken opdracht
tekstboek: opdracht 1 A p 33

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video