This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
to eat
I eat
He/she/it eats
We eat
You eat
They eat
Het werkwoord to be heeft een eigen vorm. Deze moet je uit je hoofd leren.
You are (jij bent)
We are (wij zijn)
They are (zij zijn)
He is (hij is)
She is (zij is)
It is (het is)
Het werkwoord to have heeft een eigen vorm. Deze moet je uit je hoofd leren.
I have
You have
We have
They have
He has
She has
It has
To be
I am
He is
She is
It is
We are
You are
They are
to have got
He eats
She eats
It eats