Prinsjesdag GHVA 2022

Goedemorgen GHVA
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen GHVA

Slide 1 - Slide

Programma vandaag:
Nieuwsbegrip (Lezen)

- Nieuwe woorden leren
- Lees-strategie leren
- Leren over de Nederlandse regering en wat Prinsjesdag is

Slide 2 - Slide

Prinsjesdag

Slide 3 - Mind map

0

Slide 4 - Video

Lees-strategie


=> Wat doe je eerst als je een tekst wil begrijpen?

Slide 5 - Slide

Lees-strategie
=> Nog eens / verder lezen

=> Kijk naar plaatje/foto

=> Kijk naar het woord, weet je al iets?


Slide 6 - Slide

Lees-strategie
Weet je het nog niet? Dan:
=> Vragen aan ander

=> Woordenboek

=> Google Translate / andere app?


Slide 7 - Slide

Opdracht 1: Tekst lezen en moeilijke woorden

1. Kijk naar de tekst. Waar gaat de tekst over?
2. Luister en lees mee:
- Prinsjesdag
- regering
- belangrijk
- koningspaar

Slide 8 - Slide

- arriveert
- 2018
- Willem-Alexander
- familie
- koning
- jongeren

- september
- Ridderzaal
- verkleden
- Màxima
- kinderen


Slide 9 - Slide

Opdracht 1
=> Maak in je groepje opdracht 1, vragen 3 (+ 4 voor niveau AA).

Moeilijk woord?
- Nog eens/verder lezen
- Kijk naar plaatje/foto
- Lijkt het op een ander woord?
Weet je het woord nog niet?

Dan:

-> Vragen aan ander
-> Woordenboek
-> Google Translate / app

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Maak in je groepje vragen: 5 -9 (en 4 voor niveau A)

Let op:
- samen overleggen
- aan elkaar uitleggen

Slide 11 - Slide

Vraag 4 (A): Wat is "de toespraak"?
A
Een gedicht wat je zelf hebt gelezen en thuis leest
B
Een moeilijke vraag waar je graag antwoord op wilt hebben
C
Iets wat je vertelt aan een heleboel mensen tegelijk

Slide 12 - Quiz

Vraag 5 (AA): Lees regel 16. Wat betekent "zich verkleden"?
A
Al je kleren uittrekken
B
Andere kleren aantrekken
C
je kleren heel vies maken

Slide 13 - Quiz

Vraag 5 (A): Wat zijn de "financiën"?
A
Geld en alles wat daarmee te maken heeft
B
Gezondheid en alles wat daarmee te maken heeft
C
Tijd en alles wat daarmee te maken heeft

Slide 14 - Quiz

Vraag 6 (AA): Lees regel 21. Wat betekent "de koets"?
A
Een gebouw waar ridders met hun paarden woonden
B
Een mooie kar die door paarden wordt getrokken
C
Een mooie stoel van glas waar de koning altijd op zit

Slide 15 - Quiz

Vraag 6 (A): Wat betekent "normaal gesproken"?
A
Net als de vorige week
B
Vooral de laatste tijd
C
Zoals het meestal is

Slide 16 - Quiz

Vraag 7 (AA): Lees regel 23. Wat betekent "het koningspaar"?
A
Alle kinderen van de koning
B
De koning en de koningin samen
C
De koning van een paar landen

Slide 17 - Quiz

Vraag 7 (A): Wat betekent "restaureren"?
A
Opknappen
B
Verhuren
C
Verkopen

Slide 18 - Quiz

Vraag 8 (AA): Lees regel 28. Wat betekent "arriveren"?
A
Aan een lange reis beginnen
B
Even stoppen om uit te rusten
C
Na een lange reis ergens aankomen

Slide 19 - Quiz

Vraag 8 (A): Wat betekent "arriveren"?
A
Ergens aankomen
B
Iets aansteken
C
Iets afgeven

Slide 20 - Quiz

Vraag 9 (AA): Lees regel 35. Wat betekent "de mening"?
A
Wat je erover weet
B
Wat je ervan vindt
C
Wat niet waar is

Slide 21 - Quiz

Vraag 9 (A): Wat betekent "afgelopen" hier?
A
Dat wat bijna komt
B
Dat wat nog lang duurt
C
Dat wat voorbij is

Slide 22 - Quiz

Wat vond je de beste strategie in het lezen?
Nog een keer/verder lezen
Kijken naar plaatje/foto
Ken je iets van het woord

Slide 23 - Poll

Opdracht 2
Wij? Wat? Waar? Wanneer

Maak deze opdracht in je groepje.

Wie = persoon
Wat = ding, iets
Waar = plaats
Wanneer = tijd/moment

Slide 24 - Slide

Opdracht 3 
Vragen over de tekst beantwoorden



=> Maak de vragen over de tekst in je groepje

Slide 25 - Slide

Kijken naar filmpje in Nieuwsbegrip:

https://school.nieuwsbegrip.nl/docent/dashboard/2018/38

(je mag aantekeningen maken...)
 

Slide 26 - Slide