This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
25/03/24
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik weet hoe ik een woord moet opzoeken in mijn woordenboek.
Ik kan snel woorden opzoeken in mijn woordenboek.
Slide 2 - Slide
How does a dictionary work?
Tijdens de CE mag je een woordenboek gebruiken.
Slide 3 - Slide
Over het woordenboek
Zelf woordenboek EN-NL meebrengen
Alfabetische volgorde, ook voor volgende letters
Eerste en laatste woord staan bovenaan blz.
Niet zomaar de eerste vertaling kiezen
Slide 4 - Slide
Zoek naar de stam van een woord.
Om een woord in het woordenboek te kunnen opzoeken, moet je weten wat voor woordsoort het is en wat de basisvorm van het woord is. Bij een werkwoord dat vervoegd is, zoek je het hele werkwoord op. Bij een zelfstandig naamwoord zoek je het enkelvoud op.
Shivers
Children
Caught
Trees
(to) shiver
child
(to) catch
tree
Slide 5 - Slide
Lees alle mogelijke betekenissen van een woord.
Veel woorden hebben meerdere betekenissen. De eerste betekenis die in het woordenboek vermeld staat, is niet altijd de betekenis die jij zoekt. De voorbeeldzinnen die erbij staan, helpen je om te bepalen welke vertaling het meest passend is.
Slide 6 - Slide
Zet de volgende woorden in alphabetische volgorde.
Slide 7 - Slide
1
2
3
4
5
6
7
8
9
abandon
abominable
afternoon
agency
airport
airship
ahead
ashtonishing
astronomy
Slide 8 - Drag question
To do
- Overhoren examenidioom - Dictionary Game - Examen training/huiswerk maken
Slide 9 - Slide
So that
Slide 10 - Open question
Hence
Slide 11 - Open question
However
Slide 12 - Open question
Dictionary Game
Zoek zo snel mogelijk de volgende woorden op en schrijf de Nederlandse betekenis(sen) op zoals ze in het woordenboek worden gegeven.