Een komma komt op de volgende plaats:
- Opsommingen (niet voor 'en'!)
- tussen twee persoonsvormen
- voor/na een aanspreking of tussenwerpsel --> kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer?
- voor/na een bijstelling --> Herman Koch, de schrijver van Het diner, kan goed schrijven.
- voor een voegwoord waarmee de bijzin begint --> Ik ga volgend jaar studeren, omdat ik voor mijn examen ben geslaagd.