Les 6 Logistiek (Aniek)

1 / 34
next
Slide 1: Slide
Facilitair LeidinggevendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Periode 4

Logistiek (module 5)

- 2 uur in de week

- Boek: FD B1

- H 3 t/m 5

- Afsluitende toets 23 juni 

- Opdrachten

Slide 2 - Slide

Programma
  1. Theorie H5
  2. Opdrachten bespreken H5
  3. Oefenen H4
  4. Afsluiting

Slide 3 - Slide

Logistiek

Logistiek = Het organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van goederenstromen.


Slide 4 - Slide

Module 5

B1-K1- W2 Verwerkt gegevens met informatiesystemen

(H3 & H4)

B1- K1- W3 Voert logistieke werkzaamheden uit

(H5)



H3 Verwerken van ontvangst -en opslaggegevens



Slide 5 - Slide

H5
Wat is logistiek?

Leger: belast met zoeken van onderkomens (logies) van troepen→ Logistiek
Logistiek:
  • Organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van goederenstroom en wetenschap hierover.
  • Begint vanaf ontwikkeling en inkoop product, via productie en distributie naar eindafnemer (logistieke ketting / supply chain)
  • Doel: Tegen optimale kosten en juiste inzet van machines en (transport)middelen voldoen aan behoeften


Slide 6 - Slide

H5
Wat zijn de belangrijkste eisen bij een goede logistiek?

Goederenstroom zo organiseren dat:

De juiste producten     >>>
Op het juiste moment             >>>                                      Just in Time
Op de juiste plaats aanwezig zijn  >>

Logistieke werkzaamheden: afgestemd zijn op en aansluiten bij werkprocessen in bedrijf.


Slide 7 - Slide

H5
Wat zijn de belangrijkste eisen bij een goede logistiek?

Rente:
Producten kopen voor voorraad. Teveel inkopen→ geld op bank laten staan → Rente gekregen.
Ruimte:
Ruimte kost geld
Risico:
Veel producten inkoopt → Mensen hoeven het niet meer→ Verlies lijden



Slide 8 - Slide

H5
Logistieke kosten

Logistiek kost geld: zo efficiënt mogelijk → zo laag mogelijke kosten.

Logistieke proces: organiseren dat zaken die nodig zijn op een bepaald moment op het juiste moment en in de juiste hoeveelheid aanwezig zijn.


Slide 9 - Slide

H5
Hoe bereik je een goede logistiek in een bedrijf?

Kritisch kijken naar alle stappen in werkprocessen. 
Dat kan door:
  • Kritisch kijken naar wijze waarop productie eindproduct tot stand komt
  • Optimale afstemming zoeken in het efficiënt plannen van werkzaamheden

Slide 10 - Slide

H5
Transport

Transport: verplaatsen van mensen en middelen zo efficiënt en effectief mogelijk

Binnen organisaties:
  • Intern transport
  • Extern transport


Slide 11 - Slide

H5
Intern transport

Transport binnen organisatie om:
  • Afdelingen te bevoorraden
  • Logistieke proces in gang te houden
  • Zaken af te voeren
  • Zaken te verplaatsen
  • Zaken te distribueren
  • Zaken klaar te zetten voor extern vervoer
  • Geleverde zaken op te slaan of te transporteren

Slide 12 - Slide

H5
Transportmiddelen intern transport:
  • Diverse karren en steekwagens, al dan niet elektrisch aangedreven
  • Pompwagens, al dan niet elektrisch aangedreven
  • Verhuishulpmiddelen als ‘hondjes’ en tafelheffers
  • Ladders en trappen
  • Transportbanden
  • Rolcontainers
  • heftrucks

Slide 13 - Slide

Het vervoer van kantoormeubelen als medewerkers verhuizen naar
een andere werkplek noem je intern transport.
A
Ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

H5
Extern transport: 
transport van bedrijf → klant
                                of van leverancier → andere leverancier
                                over weg, spoor, water en door lucht

Onderscheid tussen:
  • Personentransport
  • Bulkgoederentransport (graan of olie)
  • Stukgoederentransport (bier, versproducten, auto’s, koelkasten)
  • Specialistisch (stuk) transport (dure piano)


Slide 15 - Slide

H5
Transportmiddelen extern transport:
  • Zeecontainers
  • Kranen
  • Vrachtwagens en bestelauto’s
  • Vrachtschepen, tankers en containerschepen
  • Pijpleidingen
  • Vliegtuigen


Slide 16 - Slide

H5
Wet- en regelgeving bij transportwerkzaamheden

Belangrijkste wetgeving: 

Arbowet (Arbeidsomstandighedenwet)

Bevat regels voor werkgevers én werknemers om:
  • Gezondheid
  • Veiligheid
  • En welzijn
van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen.

Doel: ongevallen en ziekten, veroorzaakt door werk te voorkomen


Slide 17 - Slide

H5
Verhuizingen

Verhuizing bedrijf = logistiek proces
veel zaken regelen en voorbereiden vraagt veel van facilitaire organisatie communicatie belangrijk.

Slide 18 - Slide

H5
Verhuiscoördinator

  • Coördineert/organiseert hele verhuizing
  • Aanspreekpunt
  • Verzamelt verhuisteam
  • Stuurt verhuisproces
  • Bewaakt planningen
  • Neemt besluiten
  • Stuurt bij
  • Sluit contracten af
  • Rapporteert naar directie
Coördinator = vaak facilitair manager

Slide 19 - Slide

H5
Voorbereiding van de verhuizing:
  • Met verhuisteam draaiboek (alle activiteiten in tijdspad en alle activiteiten koppelen aan verantwoordelijke personen) maken
  • Strokenplanning maken (volgende actie als vorige is afgerond)
  • Communicatieplan maken: interne en externe communicatie

Communicatie:

  • Op tijd
  • Transparant
  • Volledig



Slide 20 - Slide

H5
Wettelijke regelingen

  • Arbowet
  • Gebruiksvergunning hebben (goedkeuring voor gebruik gebouw)

Begroting van een verhuizing
  • Kosten inhuren verhuisbedrijf
  • Communicatiekosten (adreswijzigingen, advertenties pers)
  • Kosten mogelijke adviseurs
  • Investeringen nieuw gebouw (meubels, apparatuur, vloerbedekking)
  • ICT kosten
  • Facilitaire kosten (aanleg parkeervoorzieningen, aanleg tuin etc)
  • Kosten welkomstattentie, open dag, feest voor medewerkers
  • Extra schoonmaakkosten
  • Kosten nazorg



Slide 21 - Slide

H5
Personele gevolgen bij verhuizen

  • Positief als negatief. Stoppen met werken door:
  • Kosten (extra reistijd, verhuizen)
  • Sociale gevolgen (oppas regelen, kinderen niet naar school kunnen brengen)
  • Nieuwe collega’s
  • Nieuwe omgeving en plek
  • Andere manier van werken (deels thuis, deels op zaak)
  • Functieverandering door organisatieverandering (promotie, ander werk)
Rol voor Afdeling HRM (Human Resources Management) of Personeelszaken
Extra regelingen


Slide 22 - Slide

Even terug naar H4
Wat weten we nog?

Slide 23 - Slide

Met welke formule wordt de omzetsnelheid berekend?
A
Gemiddelde voorraad : inkoopwaarde omzet
B
Gemiddelde voorraad : omzetduur
C
Inkoopwaarde omzet : gemiddelde voorraad
D
Omzetduur : gemiddelde voorraad

Slide 24 - Quiz

IWO betekent....


A
Integrale Winst Optimalisatie
B
Inkoopwaarde van de omzet
C
Inkopen, Winst en Omzet
D
Inkopen en Werkelijke Opslagduur

Slide 25 - Quiz

Formule omzetsnelheid

OS  =       Inkoopwaarde omzet  €     =  …….keer (per jaar)

                Gemiddelde voorraad  €



IWO = Inkoopprijs van de verkochte producten

Gemiddelde voorraad = waarde van de gemiddelde voorraad







Slide 26 - Slide

Gemiddelde voorraad

Gemiddelde voorraad (€) kan op twee manieren worden berekend.


1 = 2 meetmomenten

2 = meer dan 2 meetmomenten

Slide 27 - Slide

2 meetmomenten

Bijvoorbeeld 1 jan. & 31 dec.

Voorraad op 1 januari = € 22.000,-

Voorraad op 31 december = € 26.000,-

Gem. voorraad =    22.000 + 26.000      = € 24.000,-

                                                   2



Slide 28 - Slide

3 of meer meetmomenten

Voorraad op 1 januari = € 20.000,-

Voorraad op 1 juli = € 26.000,-

Voorraad op 31 december = € 24.000,-


Gemiddelde Voorraad =

½ x 20.000 + 1 x 26.000 + ½ x 24.000 = € 24.000,-

                        ½ + 1 + ½



Slide 29 - Slide

Let op!
IWO                                                                                          100%
Brutowinstopslag                          +                                   40%
-------------------------------------------------------------
Omzet                                                                                     140 %

Bij brutowinstopslag is de IWO 100%

Slide 30 - Slide

Let op!
IWO                                                                                          60%
Brutowinstmarge                       +                                    40%
-------------------------------------------------------------
Omzet                                                                                     100 %

Bij brutowinstmarge is de IWO een percentage van 100

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Maken
Extra opdrachten:
- formule van camp
- Omzetsnelheid

Slide 33 - Slide

Toets 
23 juni

Boek: FD B1

Hoofdstuk:  3 t/m 5

- meerkeuze vragen

- open vragen

- sommen


Rekenmachine + kladpapier meenemen!

Slide 34 - Slide