oefentoets thema organen en cellen

Nee
Ja
Is een organenstelsel een groep organen die samenwerken?
Tekst
1 / 23
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Nee
Ja
Is een organenstelsel een groep organen die samenwerken?
Tekst

Slide 1 - Drag question

Nee
Ja
Regelt de celkern alles wat er in de cel gebeurt?
Tekst

Slide 2 - Drag question

Nee
Ja
Geven de bladgroenkorrels planten een groene kleur?
Tekst

Slide 3 - Drag question

Nee
Ja
Kun je cellen met het blote oog zien?
Tekst

Slide 4 - Drag question

Nee
Ja
Is de tubus aangegeven met nummer 6?
Tekst

Slide 5 - Drag question

Nee
Ja
Kun je met deel 7 het beeld nauwkeurig scherpstellen?
Tekst

Slide 6 - Drag question


Vormen de spieren van je lichaam samen een orgaan, een organenstelsel of een
organisme?
A
Een orgaan
B
Een organenstelsel
C
Een organisme

Slide 7 - Quiz


Welk van de volgende organen behoort tot het verteringsstelsel?
A
Het hart
B
De holle ader
C
De lever
D
Het ruggenmerg

Slide 8 - Quiz

ademhalingsstelsel
bloedvatenstelsel
verteringsstelsel
hart
bronchie
ader
lever
darmen
maag
luchtpijp
slokdarm
aorta
longen

Slide 9 - Drag question

Planten hebben ook organen. 
Sleep de organen naar de juiste functie.
Transport van stoffen.
Voedsel maken (fotosynthese).
Water en voedingsstoffen uit de grond opnemen.
Stengels
Wortels
Bladeren

Slide 10 - Drag question

Sleep de namen van de onderdelen van de microscoop naar de juiste plek.
Oculair
Grote schroef
Revolver
Objectief

Slide 11 - Drag question


Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderenstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel

Slide 12 - Quiz


Welk deel van een microscoop moet je niet bewegen, als je een preparaat bekijkt?
A
De grote schroef
B
De revolver
C
De tubus
D
Het diafragma

Slide 13 - Quiz


Wat heeft een dierlijke cel?
A
Bladgroenkorrels
B
Celmembraan
C
Celwand
D
Vacuole

Slide 14 - Quiz

In een organisme komen onder andere cellen, organen, en organenstelsels voor.

Zet de woorden in de juiste volgorde van groot naar klein.
A
Cel – orgaan – organisme - organenstelsel.
B
Organisme – organenstelsel – cel - orgaan
C
Organisme- organenstelsel – orgaan – cel.
D
organenstelsel – orgaan – cel -organisme

Slide 15 - Quiz


Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 & 5
B
1, 3 & 5
C
2, 3 & 5
D
2, 5 & 6

Slide 16 - Quiz


Welk deel van de plantaardige cel is een stevige laag om de cel?
A
De celkern
B
De celwand
C
De vacuole

Slide 17 - Quiz

Jij kent de organen!

Welk orgaan is nr. 4
A
Lever
B
Long
C
Nier
D
Maag

Slide 18 - Quiz


Welk orgaanstelsel
is dit?
A
spierstelsel
B
ademhalingsstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 19 - Quiz

Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 20 - Drag question

18. Vacuole
A
blaasje in plantaardige cellen dat gevuld is met vocht: Geeft stevigheid/vorm
B
Het is een cel
C
Het is cytoplasma
D
het is een onderdeel van de celwand van een plantaardige cel

Slide 21 - Quiz


Welk orgaanstelsel hoort het orgaan?
Bronchie
A
Zenuwstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Spierstelsel

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding zie je de hersenen van de mens. Zijn de grote hersenen een orgaan of een orgaanstelsel?
A
Orgaan
B
Orgaanstelsel

Slide 23 - Quiz